WOORD VAN DE WEEK
Hoe onze taal verandert.
Taal is een levend iets en verandert voortdurend. Dat is duidelijk te zien als we naar de bekendste en een van de oudste ‘Nederlandse’ zinnen kijken die op schrift zijn gesteld, het bekende ‘Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hi(c) (e)nda thu uuat unbidan uue nu’. Vorig jaar werd met multispectrale beeldvorming ontdekt dat er feitelijk ‘Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hic anda thu uuat unbidan uue nu’ staat. Destijds werd de ‘v’ nog geschreven als een ‘u’ en de ‘w’ als een dubbele ‘u’, zoals we die uit het Engels nog kennen als ‘double u’.
Voor wie nog onbekend is met deze tekst, het betekent zo ongeveer: 'Alle vogels zijn al aan het nestelen, behalve ik en jij. Waar wachten we nog op?'
Of het werkelijk Oud-Westnederfrankisch is, dat samen met het Oud-Oostnederfrankisch ook wel Oudnederlands genoemd wordt, daar zijn de geleerden het nog niet over eens met elkaar. Maar dat mogen zij zelf uitzoeken. Het is maar om aan te geven hoezeer onze taal in de laatste 1000 jaar is veranderd. En dat nog steeds doet. Zo werd er in 1916 een commissie ingesteld om te zien of de verschillende spellingsregels die er in ons land gebruikt werden tot één geheel gesmeed konden worden.
Tot 1863 werden er wel drie verschillende spellingsystemen door elkaar gebruikt. Om het nieuwe grote Woordenboek der Nederlandsche Taal te kunnen maken werd daar al behoorlijk in gesnoeid, maar het kon beter. Uiteindelijk werd in 1934 een nieuwe spelling ingevoerd, uitgelegd in het boekje ‘Niet zoo, maar zo’ en verdwenen de dubbele o en e aan het einde bij veel woorden (behalve bij ‘zee’), de naamvals-n bij lidwoorden (den eer) en de ch-klank bij woorden waar zij niet meer werd uitgesproken, zoals bij ‘visch’ of ‘mensch’
Maar nog steeds worden er spellingswijzigingen doorgevoerd. De vaak vermaledijde tussen-n bijvoorbeeld, zoals in ‘pannenkoek’ en ‘ruggengraat’ van de spelling uit 1995. Maar dan weer niet bij ‘paardebloem’ en ‘vliegezwam’, wat in 2005 weer werd rechtgezet naar ‘paardenbloem’ en vliegenzwam’. En zo zijn er meer voorbeelden te noemen. Maar het opvallendst zijn de anglicismen die onze taal binnensluipen. Nu kennen we al veel woorden van Franse oorsprong, omdat dat de taal van de elite was en ons land een aantal malen onder Franse heerschappij heeft gestaan. Maar Engels of Amerikaans komt tot ons, in steeds sterkere mate, via popcultuur, tv en het internet.
Zo ‘acteert’ de politie tegenwoordig op zaken, in plaats van te handelen, ‘maken’ mensen een beslissing, in plaats van die te nemen en is de economie ‘globaal’ in plaats van mondiaal. Terwijl ‘globaal’ al de betekenis heeft van ‘ongeveer’. Een taart wordt aangeprezen als ‘huisgemaakt’ en niet ‘zelfgemaakt’ of zelfgebakken’, wat botst met een uitdrukking als ‘soldaat gemaakt’. Vroeger werd dit als de ‘Engelse ziekte’ aangeduid, maar die weerstand wordt steeds kleiner. Zo verandert een barbarisme, een woord overgenomen uit een andere taal, in een leenvertaling.
Dit soort woorden vallen vaak onder ‘semantische barbarismen’, leenwoorden die uit andere talen worden gebruikt die erop lijken: ‘administratie’ voor ‘bestuur’, naar het Engelse ‘administration’. Maar je hebt ook ‘orthografische barbarismen’ waarbij schriftregels uit andere talen worden gebruikt, zoals de overbodige apostrof: Jan’s fiets, waar in het Nederlands ‘Jans fiets’ wordt geschreven. En zo zijn er meer categorieën. Afwachten wanneer dergelijke ‘barbarismen’ Algemeen Beschaafd Nederlands worden! .
Reacties
Een reactie posten