OUD EN WIJS: WAT IN DE MELK TE BROKKELEN HEBBEN:
ofwel, de hobby van Erasmus.

De volgens de overlevering in Rotterdam geboren Desiderius Erasmus was een onwettig kind, zoon van een priester en een huishoudster. Omdat dat ook in de 15e eeuw geen eretitel was, heeft hij lang geworsteld met die afkomst. Het is mogelijk, zoals ook op een oud borstbeeld staat vermeld, dat hij in Gouda is verwekt en dat zijn moeder naar Rotterdam is vertrokken om de zwangerschap te verbergen.
Pas toen hij 50 was, kreeg hij een wettelijke status door een pauselijke dispensatie. Uit schaamte over zijn afkomst heeft Erasmus met zijn levensverhaal gerommeld en is door zijn mystificatie onduidelijk hoe dat precies verlopen is. Zo is niet duidelijk wat zijn geboortejaar precies is: 1466, 1467 of 1469. Door zijn ontwikkeling tot humanist en zijn geschriften heeft hij dat ruimschoots goedgemaakt.
Maar Erasmus had ook een hobby: het verzamelen van spreuken en korte betogen uit het Grieks en Romeins, die bundelen en laten uitgeven. Hij gebruikte daarvoor de term ‘adagia’, het meervoud van ‘adagium’. Dit Latijnse woord voor ‘spreekwoord’ of ‘spreuk’ wordt in het Nederlands meestal vertaald met ‘motto’, maar Erasmus gebruikte het in de oorspronkelijke betekenis. De eerste bundel van zijn ‘Adagia’ werd in 1500 uitgegeven en bevatte 818 korte spreuken en verhandelingen, maar bij zijn overlijden was de verzameling uitgegroeid tot 4658 adagia. De aforismen en spreuken werden vaak voorzien van commentaar en voetnoten, waarbij hij in sommige opstellen flink van leer kon trekken tegen wat hij als misstanden in de kerk zag.
De uitgave van de ‘Adagiorum epitome’ door drukker Ioannes Servilius uit Antwerpen uit 1544 was de eerste tweetalige editie met Nederlandse vertalingen naast het Latijn. Dat werd ook weer in andere talen vertaald en door die verspreiding over Europa ontstond er een zekere eenvormigheid in uitdrukking in verschillende talen. Al heeft Erasmus, naar het schijnt, hier en daar een steekje laten vallen in de vertalingen, of misschien een kortere weg genomen. Zo heeft hij in het verhaal over Pandora, uit de ‘Werken en Dagen’ van Hesiodos het Griekse ‘pithos’, vat, vertaald als ‘pyxis’, doos, dat inderdaad tot op heden in verschillende talen voorkomt als de bron van alle onheil die Pandora over de mensheid heeft uitgestort.
Op bladzijde 80 van die uitgave van Ioannes Servilius komen wij de tekst ‘Hi heeft wel om int melcke te brocken’ tegen. Dat betekent nog steeds hetzelfde: die persoon heeft invloed, iets te vertellen. De oorsprong ligt in de welstand van de persoon, wie genoeg geld had kon zijn pap rijker van ingrediënten voorzien, armen moesten het met dunne pap doen. Er werd bijvoorbeeld beschuit in de pap gebroken, vandaar de brokken, meervoud van brok. Het breken van brokken werd dan brokkelen genoemd, de uitgang ‘-len’ geeft aan dat het vaker voorkwam.
Er werd ook wel gesproken van in de soep of de jus brokken, dat dan met brood gebeurde. In 1676 wordt er bijvoorbeeld in een reisbeschrijving gemeld dat ‘De Russen brokken het Broodt in den Wijn.’

De uitdrukking ‘krokodillentranen’, die door bisschop Asterius van Amasea in ca. 400n.Chr. worden gezien als het wenen om het weinige vlees dat op mensenhoofden zit, werd in 1247 door Jacob van Maerlant omschreven als ‘men segt at den mensche te beweene plegt alsettene doet heuet ghebeten’ oftewel ‘men zegt dat het (dier) de mens pleegt te bewenen als het hem heeft doodgebeten’ en heeft door de opname in de Adagia van Erasmus ingang in het Nederlands, Frans, Duits en Engels gevonden. Zo had hij met zijn hobby ook heel wat in de melk te brokkelen!

Reacties
Een reactie posten