Nietsvermoedend stapte Louis, de Franse chef-kok van mevrouw Belle de Fleurdelis, de achterdeur van de keuken van de villa van Weleer uit. Onverwacht was het plotsklaps lente geworden. Na een lange periode van koude grijze dagen was daar de zon weer tevoorschijn gekomen met voldoende kracht om de temperatuur buiten lekker op te jagen. De lente opende weer geheel nieuwe horizonten wat betreft het bereiden van de maaltijden. Niet langer meer afhankelijk zijn van wat er in de ijskelder lag en aan ingemaakte waren op de planken in de kelder stond. Nog even en het was weer louter vers wat de klok sloeg!
Louis stapte de deur uit en keek naar rechts. Van schrik deed hij een stap terug. Op het moment dat hij herkende wat hij zag schoot hij in de lach. Daar zat Sophie, de 1e huishoudster van mevrouw op het bankje bij de keuken met haar huishoudstersjurk to boven de knieën opgetrokken en de zwarte lange kousen omlaag gestroopt, zodat de flinke kuiten zichtbaar waren. Sophie zat met de ogen dicht en het hoofd naar de zon gericht te genieten van de zonnestralen die zij zolang had moeten missen. Het was de uitzonderlijke witheid van haar onderbenen die Louis had doen schrikken. ‘Ha, S-s-sophie!’, stotterde de kok. ‘Ik had je hier niet verwacht. Zit het werk van vandaag er alweer op, heeft mevrouw geen wensen meer?’, mopperde hij gekscherend.
‘Mevrouw kan mij even de bout hachelen’, antwoordde de huishoudster brutaal. ‘Het is eindelijk mooi weer en dat laat ik mij niet ontzeggen. Eindelijk weer een beetje zon op de benen, dat was hard nodig!’ Louis schoot opnieuw in de lach. ‘Dat kan ik niet ontkennen! Maar ik ga even kijken in de moestuin. Met dit weer schieten de groenten en planten de grond uit, eens zien hoe de bedden ervoor staan.’ ‘Ach’, sprak Sophie, ‘hoelang denk je dat het duurt voor er weer verse sla te plukken is? Dat vind ik toch het allerlekkerst in het voorjaar: verse kropsla! Dat kun je me elke dag voorzetten, ik krijg daar nooit genoeg van.’ De chef-kok begon te grinniken, ‘daar is meer voor nodig dan een paar dagen mooi weer, maar zodra het zover is, zal ik je op de hoogte brengen.’
‘En maak je dan ook weer eens stamppot rauwe sla? Die maakte mijn moeder altijd als vast lente-eten. Heerlijk vond ik dat, die zoete smaak van de kropsla, met een beetje nasmaak van de nootmuskaat. En dan een karbonaadje erbij, dat was smullen!’ Louis zei lachend: ‘En ik maar denken dat met het begin van de lente er een einde was gekomen aan de periode van stamppotten, maar jullie ‘Ollanders weten overal weer iets te vinden om door de aardappels te stampen. Ik ga mijn best doen!’ En dat deed de kok, tot volle tevredenheid van Sophie!
Wilt u het ook eens proberen? Neem een kilo kruimige aardappelen, schil ze en zet ze op in gezouten water. Snijd terwijl de aardappels koken de sla in dunne reepjes. Was ze in het vergiet even na en sla het overtollige water eruit. Als de aardappels gaar zijn, stamp ze tot puree met een flinke klont boter en een scheutje melk. Als je een mooie puree hebt, roer je de in reepjes gesneden sla doorheen. Door de hitte van de puree slinkt de sla vanzelf. De meegesneden nerven geven het gerecht een lekkere ‘beet’. Maak af naar smaak met nootmuskaat. Serveer met een braadworstje en jus, of een schouderkarbonaadje dat je gekruid hebt met kerriepoeder en bak een flinke hand rozijnen mee, dat maakt de stamppot lekker zoet. Eet smakelijk!
Reacties
Een reactie posten