OUD EN WIJS Wet van Meden en Perzen
Dezer dagen zijn de zogenaamde ‘autonomen’ veel in het nieuws. Mensen die menen zich onafhankelijk te kunnen verklaren en van daaruit geen rekeningen meer hoeven te betalen en belastingaanslagen naar de Belastingdienst terug kunnen sturen. Sommigen kopen daar een bordje voor, waarop staat dat hun huis een ambassade is en daarom niet langer belastingplichtig. Ook zijn er mensen die geloven dat er bij hun geboorte een fonds is ingesteld, waar anderhalf miljoen euro per persoon in zit, en dat daaruit maar belasting moet worden gehaald. Ondanks dat zij geen rioolbelasting willen betalen, stellen zij er wel prijs op hun toilet door te kunnen trekken, om maar iets te noemen.
Aan de bron hiervan ligt een groot wantrouwen naar de autoriteiten. Dat is niets nieuws, al in de oudheid kwam dat dat voor. Daarom werden er regels vastgelegd. Eén van de oudste voorbeelden daarvan is de Codex Ur-Nammu, het wetboek van Ur-Nammu, uit 2400-2050 voor Christus en voor zover bekend de oudste informatiedrager, in de vorm van kleitabletten met spijkerschrift. Daarop is de destijds geldende wetgeving en rechtsprak vastgelegd, oftewel ‘gecodificeerd’.

Ze zijn geschreven in het Sumerisch en worden toegeschreven aan koning Ur-Nammu, maar waarschijnlijker is dat zij van zijn zoon Shulgi stammen. Uit de vertaalde teksten blijkt dat de rechters vastgelegde richtlijnen volgden en bij gelijksoortige gevallen een zelfde soort beslissingen namen; het ‘als-dan’-principe, dat ook in de Nederlandse rechtspraak geldt.
Een ander beroemd voorbeeld is de Codex Hammurabi, het wetboek van Hammurabi, koning van Babylonië, levend van 1792-1750 voor Christus, die inzicht geven in de manier waarop samenleving en economie waren georganiseerd. De teksten werden, wederom in spijkerschrift, in granieten zuilen gegrift en in gevallen gegroepeerd. Ook waren de teksten in voor het volk begrijpelijke taal opgeschreven. Ook deze wetten waren casuïstisch opgesteld, dus per geval behandeld en volgens het ‘als-dan’-principe. Een aantal principes uit de Codex Hammurabi komt men later tegen in de Bijbel en de Koran, waaronder het principe van ‘oog om oog, tand om tand’, waar de Ur-Nammu een boetesysteem hanteerde. Andere rechtsfiguren kwamen via het Romeins recht ook in onze wetboeken terecht, zoals het bewijsrecht, verkrijgende verjaring en vruchtgebruik.

Omdat deze regels onder de verschillende koningen waren opgesteld, konden ze niet zomaar worden veranderd of opgeheven, waardoor de burgers een zekere vorm van rechtszekerheid hadden. In wat nu Iran is, leefden destijds de stammen van Meden en Perzen, die ook de koninklijke besluiten en gewoonteregels op schrift vastlegden. Daardoor moesten burgers èn rechters zich naar wat was vastgelegd richten en konden niet zomaar daarvan afwijken. Zelfs de koning moest zich in individuele gevallen daaraan houden, ook om bestuurlijke willekeur in te perken.
Dat bracht bijvoorbeeld de Babylonische koning Darius in de problemen, toen deze een wet had ondertekend dat wie een andere god aanbad dan de koning, in een leeuwenkuil werd gegooid. De koning was zeer gesteld op Daniël, die erop betrapt werd een andere god te aanbidden. Darius had geen andere keuze dan hem in de leeuwenkuil te laten gooien. Gelukkig zorgde de god van Daniël ervoor dat hij niet werd opgegeten, waardoor aan de wet voldaan was en Daniël gered. Wellicht dat de huidige ‘autonomen’ zich dat zouden moeten realiseren, dat je je niet willekeurig aan de ene wet kunt houden, maar aan de andere niet. We zijn tenslotte allemaal gelijk!

Reacties
Een reactie posten