RECEPT VAN WELEER
Appelmoes met kaneel
‘Zo, dat zit er weer op!’, met een klap zette Sophie, de 1e huishoudster van mevrouw Belle de Fleurdelis, haar emmer met de dweil uitgewrongen hangend over de rand en de mop er trots uit stekend achter de deur van de keuken van Louis, de Franse chef-kok van mevrouw. Het voorjaar lonkte, in de tuin liepen de bomen al uit en staken allerlei planten hun kopjes boven de grond uit. Dan was het tijd om de hele villa weer eens een goed beurt te geven. Sophie hield ervan om er vroeg mee te beginnen, dan kon ze de werkzaamheden gespreid afwerken en hoefde er niet van alles nog op het laatste moment te gebeuren.
‘En nu lust ik wel een kopje koffie, wat jij, Louis?’ Louis lustte ook wel een kopje koffie. ‘Un moment, ik ben zo terug’, sprak hij terwijl hij de keuken uitliep. Het was gebruikelijk dat er iets lekkers werd geserveerd bij de koffie. Meestal was dat iets dat overgebleven was van een van de tussendoortjes van mevrouw, of dat van de ‘thé complet’ niet was opgegaan. Even later kwam de kok alweer terug, met een bordje met daarop twee van de favoriete lekkernijen van de huishoudster: zelfgebakken puddingbroodjes. Waren puddingbroodjes al van kinds af aan favoriet, toen zij eenmaal de door Louis gebakken broodjes had ontdekt, hadden die van de luxe bakker uit de stad, hoewel ook niet te versmaden, voorgoed afgedaan. ‘Och, och, och, wat een verrassing en een verwennerij weer, Louis!’ De ogen van de huishoudster begonnen er van te glimmen. ‘Jij weet wat je een vrouw moet voorzetten!’
‘Ach, als jij wist wat wij thuis in Dunkerque aten, dan zou je dat niet zeggen. Dat mis ik weleens, de oude gerechten die mijn moeder klaarmaakte en weer van haar moeder had leren koken. Oh, als ik denk aan de moules-frites de maman!’ Sophie keek hem vragend aan: ‘Moelfriet? Wa’s dat?’ ‘Moules avec frites, mosselen met de friet, heerlijk! Die zilte smaak van de stevige oranje hangmosselen uit Duikerken, daar kunnen de Nederlandse mosselen niet tegenop. Of de terrine d’agneau de prés salés! Om je vingers bij op te eten! Maar dat doen we niet, we eten er een goed stuk brood bij en een salade, dat is genoeg!’ Sophie kon het niet volgen; ‘Terrine? Soep?’ ‘Hahaha, nee geen soep, ingemaakt lamsvlees dat gras van de kwelders heeft gegeten, een beetje zilt, zoals bij jullie Texels lam.’ Sophies gezicht betrok. ‘Lammetjes eten vind ik zielig. Nee, dan de appelmoes van mijn oma, daar at ik mijn vingers bij op, zeker als er een schep boerenjongens bij kwam!’ Daar begreep Louis weer niets van, boerenjongens? Maar hij zou het proberen op tafel te zetten…
En dat kunnen wij ook! Schil de aardappels, snij in vieren en verwijder het klokhuis. Snij de kwarten in even grote stukken. Doe de appels in een pan met dikke bodem en doe er 150ml water, suiker en kaneel bij. Breng aan de kook en laat de appels in een minuut of tien tot moes koken. Serveer lauwwarm of op kamertemperatuur.
Als er geen al te kleine kinderen mee-eten, kan er een schep boerenjongens overheen: breng een liter water aan de kook en schenk het over de rozijnen in een kom. Laat 20 minuten wellen. Breng ondertussen 1,5dl. water aan de kook in een steelpan en voeg de suiker toe. Roeren en koken tot de suiker is opgelost. Boen de citroen goed schoon en snij vier flinke stukken schil dun er vanaf en voeg met kaneelstokjes en kruidnagels aan de suiker toe, laat nog 5 minuten koken.
Verdeel de rozijnen over twee halve liter potten en giet de suikerstroop erbij. Vul aan met brandewijn en sluit de potten goed af. Laat minimaal 4 weken staan en serveer dan met appelmoes, vanille-ijs of door de appeltaart. Eet smakelijk!
Reacties
Een reactie posten