RECEPT VAN WELEER Winterstoof
Goed ingepakt stond Sophie, de 1e huishoudster van mevrouw Belle de Fleurdelis, de koperen trekker van de bel, de brievenbus en het naambordje op de voordeur van de villa van Weleer, domicilie van mevrouw, te poetsen of haar leven er vanaf hing. Dat was niet het geval, maar het was wel de beste manier om warm te blijven. Het was koud voor de tijd van het jaar, al waren er al een paar warme dagen geweest. Maar het poetsen van het koper gebeurde altijd op de laatste dag van de maand en dat was vandaag en die laatste dag was het knap koud. Sophie had over haar huishoudstersuniform haar dikste jas aangetrokken en een wollen omslagdoek over haar hoofd gedrapeerd, maar dat kon niet voorkomen dat zij koude handen kreeg. Straks maar even opwarmen in de keuken bij Louis.
Louis stond naar buiten te kijken onder het kneden van het deeg voor een heerlijk knapperig boerenbrood dat hij ging bakken. Het was de favoriet van mevrouw, al was zij aan de meest verfijnde spijzen gewend, een boerenboterham, vers gebakken, met roomboter en oude kaas of een dikke plak ham was voor haar nog steeds een traktatie waar zij enorm van kon genieten. Het herinnerde haar aan haar eenvoudige opvoeding, voordat zij tot grote rijkdom was gekomen, doordat haar vader haar uithuwelijkte aan de grootindustrieel Hendrik de Beijer, die echter met zijn 96 jaar niet tegen de charmes van de 19-jarige Belle was opgewassen en in het huwelijksbed was gesneefd. (zie het boek ‘Mais Qui’ van Gert van Veen) En als er iemand was die eenvoudige boerenkost op zijn smakelijkst kon bereiden, dan was het Louis de kok wel, die, al jaren bij mevrouw in dienst, haar op al haar wenken kon bedienen.
Zijn uitzicht was nog tamelijk troosteloos. In de moestuin kwam wel al wat groen op, maar het ging niet van harte. Het was slechts een zweem die te zien was, een belofte van wat komen ging. Ook de bomen in de kleine boomgaard stonden er nog kaal bij, met hier en daar een voorzichtig blaadje dat begon uit te lopen. Brak de zon eenmaal met kracht door, dan veranderde de aanblik binnen dagen in één grote groene lusthof. Maar daar vloog de deur open en kwam Sophie binnengestormd. ‘Och, erme, wat is ’t nog koud!’, mopperde zij. ‘Kom binnen, doe de deur dicht en ga naast het fornuis zitten, dan geef ik je een kom stoofschotel, dan kun je proeven of er nog iets bij moet, of dat hij al op smaak is’, Louis zette een stoel dicht bij het fornuis en pakte een kom en een grote lepel. Stoofschotel was echt een maaltje voor het eind van de winter en het begin van de lente. Alles kon erin en hij was op zijn best na een dag, of zelfs twee. In de villa van Weleer werd er die dag in elk geval flink van gesmuld!
En nu wij! In een stoofschotel kan alles wat er voorhanden is. Hij kan met bonen gemaakt, of met aardappels of linzen. Met vlees, of zonder. In dat geval kan er bijvoorbeeld zachte geitenkaas door of mozzarella. Er kunnen hamlappen in, in blokjes gesneden en aangebraden, maar ook chorizo, varkenslapjes of speklappen. Als het maar in blokjes is. Verder uien, winterwortel, bleekselderij, tomaten en aan kruiden tijm en/of rozemarijn.
Eerst alle groenten schoonmaken en in stukjes snijden. Bak ze aan in een scheutje olie, net als het eventuele vlees. Doe je er tomatenpuree in, laat die dan ook een minuutje meebakken.
Dan de tomaten in stukken erbij en een kwart litertje water. Breng aan de kook en laat 20-25 minuten stoven tot de groenten en aardappels gaar zijn.
Reacties
Een reactie posten