Op 12 januari 1807 ontplofte een kruitschip in het centrum van Leiden. Dat was niet met opzet, zoals de kanonneerboot van Jan van Speijk in Antwerpen in 1831, om het schip niet in handen van Belgische opstandelingen te laten vallen, met de woorden: ‘Dan liever de lucht in!’ In Leiden lag een gewone platte dekschuit, geladen met 37 ton buskruit aan de kade aan het Steenschuur in het Rapenburg te wachten op verder vervoer, toen de noodlottige ontploffing zich voordeed. Na een eerste kleine ontploffing kwam de ontzagwekkende grote klap die een hele stadswijk met de grond gelijk maakte. Er was haast geen huis in Leiden dat geen schade had opgelopen.
Naast de 220 woningen die volledig verwoest werden en een open plek achterlieten in het Leidse centrum, die nu het Van der Werfpark vormt, genoemd naar de burgemeester die, volgens de overlevering, tijdens de belegering van Leiden door de Spanjaarden tijdens de 80-jarige Oorlog het hongerende volk zijn eigen arm aanbood. Van vrijwel alle andere huizen in het centrum waren de ruiten gesprongen of dakpannen weggeblazen. Uiteindelijk zou de tol aan slachtoffers 160 dodelijke slachtoffers bedragen, naast zo’n 2000 gewonden.
De ramp gaf de kersverse koning van Nederland, de door zijn broer Napoleon Bonaparte aangestelde Lodewijk Napoleon, de kans zich van zijn beste kant te laten zien. Werd hij al snel ‘lamme koning’ genoemd, hetzij door een slepend been door een rug vergroeiing en een half verlamde arm, hetzij door zijn schatplicht aan zijn broer, kreeg hij hier de bijnaam ‘Vader der Ongelukkigen’. Zodra het nieuws bekend werd, trok de koning met een troep soldaten naar Leiden om de slachtoffers te helpen. Hij richtte in paleis Huis ten Bosch een noodhospitaal in, zorgde voor voedsel en organiseerde een landelijke inzamelingsactie die twee miljoen gulden opleverde voor de zwaar getroffen stad. Daardoor wordt de buskruitramp wel de eerste Nationale Ramp genoemd.
De oorzaak van de ramp is nooit bekend geworden. Aanvankelijk wees men in de richting van de schipper, Adam van Schie, die met twee zoons schelvis zou hebben staan bakken. Een vonk van het kookvuurtje had het kruit doen ontploffen. Pas in 2007 bleek uit onderzoek dat de schipper, met zijn zoons, thuis in Delft was geweest op het moment van de ontploffing. Er was destijds geen wetgeving die het aanmeren en vervoeren van kruit door de stad verbood. Er was alleen regelgeving over de opslag van gevaarlijke stoffen, maar niet voor het vervoer ervan. Dat kwam pas later dat jaar, naar aanleiding van deze ramp, met de Buskruitwet, die vervoer van buskruit door dichtbevolkte gebieden verbood.
De Leidse dichter Willem Bilderdijk schreef een gedicht, naar eigen zeggen ’tusschen de puinhopen’ van zijn huis, dat in werkelijkheid slechts lichte schade had opgelopen. ‘Leijdens troost en Neêrlands roem’: ‘Diep bedroefde Leydenaren! Meer dan deerlijk is uw staat, die voorzeker menig denkbeeld hemelhoog te boven gaat: heel uw stad in druk gedompeld, duizenden in ’t somber zwart’. De ramp was, vergeleken met de vuurwerkramp in Enschede in 2000, twee maal zo groot en er vielen zeven keer zoveel slachtoffers. Het terrein werd lang ‘de grote ruïne’ genoemd en gebruikt als exercitieterrein door het leger of als feestterrein tijdens het vieren van Leids Ontzet. Pas in 1886 werd het park ingericht. Op YouTube is een animatiefilm te zien van de ramp, gemaakt in opdracht van Museummedia Leiden: https://www.youtube.com/watch?v=9JA40lcVuH8&t=2s.
Reacties
Een reactie posten