Op 1 februari herdenken we steevast de grootste natuurramp die Nederland ooit getroffen heeft: de Watersnoodramp van 1953, nu 71 jaar geleden. Niet dat het de eerste watersnood was die ons land trof, en zeker ook niet de laatste. De inwoners van bijvoorbeeld Valkenburg zullen dat volmondig kunnen beamen, aangezien nog in 2021 door extreme regenval in het Nederlands-Duits-Belgische grensgebied diverse rivieren buiten hun oevers traden en de binnenstad van Valkenburg onderliep en in Roermond honderden mensen geëvacueerd moesten worden. In Duitsland en België zorgden de overstromingen dat jaar voor grote verwoestingen en kwamen er honderden mensen om het leven of raakten vermist.
Traditioneel worden grote overstromingen genoemd naar de naamheilige van de dag dat ze voorkomen. Zo vonden in 1404 en 1421 Sint-Elisabethsvloeden plaats. De Tweede Elisabethsvloed liet de Biesbosch ontstaan. In 1477 en 1509 worden twee watersnoden naar Cosman en Damianus, martelaren uit de derde eeuw na Christus vernoemd. De Watersnood van 1953 wordt aanvankelijk de Sint Ingnatiusvloed genoemd, maar die naam houdt geen stand. Vooral in protestants-christelijke kring heeft men er bezwaar tegen. Daar wordt het de Beatrixvloed genoemd, omdat het de dag ervoor de verjaardag van prinses Bearix is geweest. Ook daar is niet iedereen gelukkig mee en uiteindelijk wordt het eenvoudigweg ‘De Ramp’ of ‘De Watersnood van ‘53’.Dat de dijken in Zeeland en Zuid-Holland op veel plaatsen te laag of te zwak zijn, was allang bekend. De watersnood van 1916 was niet alleen voor het Zuiderzeegebied een waarschuwing. Dat werd de aanleiding om de Afsluitdijk aan te leggen, wat sneller aangepakt kon worden omdat veel werk al gedaan was door de Zuiderzeevereniging, onder leiding van ingenieur Lely. Voor Zuid-Nederland moest nog veel onderzoek gedaan worden en werd gedeeltelijk met werkzaamheden begonnen, maar gooide de Tweede Wereldoorlog roet in het eten. Daarna was het de Wederopbouw die veel geld, materiaal en inspanning opeiste die ten koste gingen van het verhogen en/of versterken van de dijken in Zeeland en Zuid-Holland.
Door de eeuwen heen is er veel land verloren gegaan door overstromingen, dijkdoorbraken, watersnoden of kadebreuken. In 1953 vielen er niet alleen zo’n 1800 doden, 165.000 hectare land loopt onder water, 20.000 koeien, 2.000 paarden, 12.000 varkens 3.000 schapen en geiten en tienduizenden kippen, ganzen, konijnen en allerhande huisdieren komen om. Wonderlijk genoeg weten de paarden zich het best te redden. Ze lijken minder last van het water te hebben en kunnen zich vaak op een dijk in veiligheid brengen of staan dagenlang, zonder eten of drinken, in het water tot ze gered worden.
Na de ramp komt een van de grootste inzamelingsacties op gang die ons land kent, onder de noemer ‘Beurzen open, dijken dicht’. Dat levert een, voor die tijd, enorm bedrag op: 137,8 miljoen gulden. Ondergelopen gemeenten worden ‘geadopteerd’ door andere Nederlandse gemeenten die geld en bijvoorbeeld vee doneren. Noorwegen, Zweden en Denemarken schenken meer dan 800 houten prefab-woningen. Suriname stuurt 10 ton suiker en 75 balen kokosnoten, uit Jamaica komt 1000 kilo koffie. Algiers stuurt levensmiddelen, de Rode Halvemaan schenkt 9000 kilo rijst, Turkije stuurt dekens, Israël 49 brilmonturen en 6500 kisten sinaasappelen. Er wordt zoveel ingezameld dat het Rode Kruis een overschot heeft en een deel naar Derdewereldlanden stuurt. De Deltawerken worden voortvarend aangepakt, maar dijken, die zijn nooit af…
Reacties
Een reactie posten