Met rode blossen op de wangen kwam Sophie, de 1e huishoudster van mevrouw Belle de Fleurdelis vanuit de tuin de keuken van de villa van Weleer binnen. Daar was Louis, de Franse chef kok van mevrouw druk bezig met de voorbereidingen voor het avondeten van mevrouw. Naarmate zij ouder werd, wilde zij steeds vroeger eten. Was het vroeger gewoonte om pas om 21.00 een souper te serveren, natuurlijk nadat er rond half zes een lichte snack was opgediend, tegenwoordig was een stevige maaltijd tussen half zes en zes uur voldoende om de eetlust te stillen. De tijd waarop mevrouw zich terugtrok om aan haar nachtrust te beginnen, was derhalve ook eerder dan jaren geleden de gewoonte was.
‘Ah, Sophie, daar ben je, ik heb je al gemist. Je was al vroeg weg, maar je fiets stond er nog. Dat ben ik niet gewend van je’, mopperde de kok gemoedelijk. ‘Ik was schaatsen!’, riep de huishoudster, ‘zo lekker! Al heel lang niet gedaan en nu kon het. Ik had tijd en het ijs was dik genoeg. Heerlijk zwieren door de polder! En ik kwam Gerrit van boer van Veen tegen, die is een heel stuk mee geschaatst. Als ik niet beter wist, zou ik zeggen dat hij een oogje op mij heeft.’ ‘Misschien weet je niet beter en heeft hij echt een oogje op je’, giechelde Louis. ‘Ach, kom, doe niet zo gek! Ik ben toch veel te oud voor hem! En volgens mij heeft hij meer oog voor de stallenjongens dan voor mij. Hij hangt vaak over het hek te kijken als ’s zomers de paarden buiten gewassen en geschuierd worden door de stallenjongens, met een ontbloot bovenlijf.’‘O?’, de chef kok was verbaasd, ‘Dat is mij nooit opgevallen, maar ik ben er ook zelden bij. Nou ja, ieder zijn meug. Zelf moet ik er niet aan denken. Die stallenjongens ruiken altijd zo naar… hoe zal ik het zeggen… naar paard.
Nee, ik zie er de charme niet van in.’ ‘Nou, het heeft wel een soort van dierlijke aantrekkingskracht’, gaf Sophie toe, ‘die geur van de paarden, met die van leer en hooi en zo. Nee, ik begrijp Gerrit wel een beetje.’ ‘Maar wie weet heeft hij gewoon een voorliefde voor de paarden en niet voor de stallenjongens en wil hij de spierbundels over de schoften en benen zien rollen als ze gewassen en afgedroogd worden.’ Sophie keek de kok met een schuin oog aan. Ze wist niet helemaal zeker of hij nu serieus was of dat hij een grapje maakte. Ze besloot het maar in het midden te laten. ‘Ja, wie weet. Maar ik heb er zo mijn idee van. En wat eten we vanavond?’ Louis was meteen weer in zijn professionele hum,’ Soep! Van doperwten, met geroosterd desembrood.’ ‘Dat klinkt verrassend en smakelijk,’ antwoordde Sophie. En dat was het!
Begin met het fijnsnijden van de sjalot en twee tenen knoflook. Fruit die een minuutje in een scheutje olijfolie in de soeppan. Voeg de (bevroren) erwten toe en bak enkele minuten mee. Schenk dan de bouillon erbij en laat aan de kook komen. Laat een minuut of tien zachtjes koken.
Vermeng de kruiden met een flinke scheut olijfolie en rasp de derde teen knoflook erdoor. Leg de sneden brood op de bakplaat en schenk de kruidenolie erover. Bak de sneden in de oven bruin in een minuut of acht.
Bak ondertussen de plakjes courgette bruin in olijfolie. Roer de crème fraîche los met de yoghurt. Pureer de soep met de staafmixer en voeg zout en peper naar smaak toe. Schenk de soep in kommen of diepe borden en verdeel de courgette en de yoghurtroom erover, leg de kruidentoast ernaast. Eet smakelijk!
Reacties
Een reactie posten