OUD & WIJS
Timmerman, ofwel ‘het werk prijst zijn meester".
De bekendste timmerman ter wereld is natuurlijk Jozef, de pleegvader van Jezus. Of hij veel van zijn kennis aan zijn zoon heeft kunnen overdragen is niet bekend. Die zat als kind al graag in de tempel om te discussiëren met de Schriftgeleerden. Discussies scherpen de geest, tenslotte. Op latere leeftijd is hij ook meer een visser geworden dan een timmerman. Altijd makkelijk als je als visser over water kunt lopen en stormen tot bedaren kunt brengen. Of er veel spreuken uit die tijd zijn overgeleverd over timmeren of vissen, weten we ook niet. Spreuken genoeg in de Bijbel, maar hier gaat het allereerst over het timmervak.
Wie als timmerman een beetje succes wil hebben, dient over een goed oog en een vaste hand te beschikken. Niet alleen bij het zagen en meten, maar ook bij het timmeren zelf. Wie scheef slaat beschadigt daarmee zijn (of haar) werkstuk. Een spijker dient men rechtstandig in het hout te slaan, en dat kan alleen als men die spijker recht op de kop slaat. Wie de spijker op zijn kop slaat, doet dus precies wat nodig of noodzakelijk is om het doel te bereiken.
Voor het industriële tijdperk, moesten alle spijkers met de hand gesmeed worden, die waren dus waardevol. Wanneer er spijkers vielen op de scheepstimmerwerf, loonde het om die te gaan zoeken, liefst bij laag water, dat was makkelijker. Tegenwoordig worden spijkers machinaal gemaakt en zijn veel goedkoper geworden. Een kromme spijker hoeft uit zuinigheidsoverwegingen niet meer rechtgeslagen te worden om hem nogmaals te kunnen gebruiken. Wie nu nog spijkers gaat zoeken op laag water doet dan iets wat overbodig en nutteloos is.
Wie in vroeger tijden een vak wilde leren, ging bij iemand in de leer en werkte zich op, van bijvoorbeeld krullenjongen tot leerling, tot gezel, en als men dacht klaar te zijn legde men zijn meesterproef af. Het kon jaren duren voor men zover was, en sommigen reisden stad en land af om bij verschillende meesters de kneepjes van het vak te leren. Als het dan zover was, mocht men zich na de proef ook meester noemen en zelf personeel in dienst nemen en opleiden. Elk werkstuk moest getuigen van de vaardigheden van de maker, en men zei dan ook: ‘het werk prijst zijn meester’, wanneer dat geslaagd was.
Een huis, een muur, een deur of raam dienen allemaal recht te staan. Anders vallen ramen en deuren steeds open. Of dicht. Ze staan allemaal loodrecht. Dat heet zo, omdat de timmerman een touwtje met een gewicht, het schietlood, gebruikt om te zien of alles recht staat. Een goede timmerman kan, als de eerste paal recht staat, op het oog alle andere palen recht zetten. Dat heet dan zichten. Maar als je een verkeerde klap geeft kan alles uit het lood geslagen worden en is vervolgens niets meer recht. Iets wat eerst goed was, kan dus door een onverwachte gebeurtenis iemand in het ongerede brengen en dat is meestal niet leuk.
Elke klus en elk werkstuk heeft zijn eigen materiaal nodig. Daarom gebruikt de timmerman voor het ene klusje tropisch hardhout; om een weerbestendig raamkozijn te maken, bijvoorbeeld, en voor een vloer bijvoorbeeld slijtvaste grenen vloerdelen en voor een simpel kistje zacht vurenhout. De eisen die aan het materiaal gesteld worden bepalen welke houtsoort men neemt. Een drempel is bijvoorbeeld vaak van beukenhout. En daarom zegt het spreekwoord: niet elk hout is timmerhout. Wie daar geen rekening mee houdt, kan de plank flink misslaan en moet opnieuw beginnen!
Reacties
Een reactie posten