FOTO VAN WELEER 23 april 1945: door een witte bus uit het kamp gered.

Op 23 april 1945 en de dagen erna werden er ongeveer 15.000 gevangenen gered uit het concentratiekamp Neuengamme, dat ongeveer 18 kilometer ten zuidoosten van Hamburg lag. Het werd als concentratiekamp in december 1938 geopend, als leverancier van personeel voor de SS-steenfabriek. Het was geen vernietigingskamp en er was dus ook geen gaskamer, maar desondanks stierven er bijna 45.000 mensen aan voedselgebrek en epidemieën. Er hebben een aantal Nederlanders gezeten, waaronder 601 mannen uit Putten als vergelding voor een aanslag op een wagen met Duitse officieren. Ook de latere journalist W.L. Brugsma zat er en overleefde. De Duitse tandarts Frits Pfeffer, die met de familie Frank in het Achterhuis zat overleefde Neuengamme niet.
Op 20 april waren al duizenden gevangenen weggevoerd en aan boord gebracht van onder andere de Cap Antona, die door de geallieerden voor een troepenschip werd aangezien en gebombardeerd, waarbij ongeveer 8000 gevangenen omkwamen. Op dat moment werd ook door het Zweedse Rode Kruis een reddingsactie uitgevoerd, waar al vanaf 1944 aan gewerkt was. Aanvankelijk hield de Noorse regering in ballingschap zich aan het standpunt dat de gevangenen moesten wachten tot de kampen bevrijd werden door de geallieerden. Omdat dit veel levens zou kosten gaf men eind ’44 toch toe en werd in februari ’45 een officieel verzoek gedaan bij de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken die het hoofd van het Rode Kruis de opdracht gaf het vervoer te gaan regelen.
Aanvankelijk zouden alleen Scandinavische gevangenen in aanmerking komen, maar in de onderhandelingen met SS-leider Himmler bleek dat er geen bezwaar was tegen het plaatsen van Deense en Noorse gevangen in één kamp, waarbij voor Neuengamme werd gekozen. Gaandeweg kreeg het Rode Kruis ook toestemming om gevangenen met andere nationaliteiten uit kamp Ravensbrück over te brengen. Alles zonder toestemming van Hitler, omdat Himmler hoopte een overleg tot stand te kunnen brengen om samen met de westerse geallieerden tegen de Sovjet-Unie te kunnen vechten. Gruwelijk detail: om de vrij te laten gevangenen te kunnen plaatsen, werden er zo’n 2000 anderen naar andere kampen overgeplaatst, in de bussen die bestemd waren om de Scandinaviërs naar het neutrale Zweden te brengen.
Uiteindelijk
werden er ongeveer 15.000 mensen gered, waarvan ongeveer de helft Denen en
Noren waren en de rest andere nationaliteiten had, zoals ongeveer 800
Nederlanders. Dit waren Joodse werkneemsters van het Philips-Kommando en
vrouwen die na de ontruiming van het Kamp Vught waren overgebracht naar
Ravensbrück. Het was Zweden gelukt om neutraal te blijven, in tegenstelling tot
Denemarken, dat zich na 6 uur strijd overgaf, en Noorwegen dat twee maanden
door bleef vechten. Zweden deed veel concessies aan de Duitsers, waaronder de
levering van grondstoffen voor de Duitse oorlogsindustrie. Daar is veel kritiek
op geweest, maar de Zweden hebben ook een reddingsactie op touw gezet toen de
Deense joden in gevaar waren, door hen met boten uit Denemarken in Zweden in
veiligheid te brengen.
De redding met de witte bussen is in ons land vrijwel onbekend, ondanks dat er
honderden landgenoten mee gered werden. De bussen waren witgeverfd, om te
voorkomen dat zij door de geallieerden onder vuur zouden worden genomen. Dat
heeft gewerkt.
Reacties
Een reactie posten