Sophie, de 1e huishoudster van mevrouw Belle de Fleurdelis, zat op het bankje buiten de keuken van de villa van Weleer zich onnoemelijk te vervelen. Het werk zat erop, mevrouw was op reis, het was redelijk mooi weer en zij wist even niet wat ze met haar tijd aan moest. “Louihis, ik verveeeeel me’, klonk het klaaglijk. Binnen, in de keuken, was de Franse chef-kok van mevrouw bezig een lunch voor het personeel klaar te maken. Naast hen beiden was er nog een tuinman, een opzichter en twee stallenjongens. De tuinman en de opzichter aten thuis bij hun moeder de vrouw en de stallenjongens togen liever naar het dorp. Ook zij hadden minder te doen als mevrouw op reis was. Dus hoefde Louis alleen voor hen beiden wat klaar te maken en Sophie was al snel tevreden.
In Vollenhoven, waar zij was opgegroeid bestond het ontbijt steevast uit pap, werd er tussen de middag warm gegeten, aardappelen, groente en vlees, als Bruin het kon trekken en ’s avonds kon er nog een bruine boterham met reuzel vanaf. Daarmee vergeleken was wat Louis bereidde steevast alsof er een engeltje over haar tong fietste. Louis kwam met een groot dienblad naar buiten en gaf Sophie een bord, beladen met allerlei verschillende boterhammetjes, ‘Sandwiches’ noemde hij die, en normaliter kwamen die alleen op tafel bij de theepartijtjes die mevrouw gaf voor de echtgenotes van de notabelen van het dorp. Vandaag had hij ze speciaal voor Sophie en hem gemaakt. Een groot glas verse koude melk erbij maakte het af.\
‘Wat moet ik nu vanmiddag gaan doehoen?’, klonk het zeurderig uit de mond van Sophie. De kok dacht even na. ‘Ehm, het koper poetsen van de voordeur: naambord, belknop en brievenbus? Of het zilver poetsen in de salon? De mahoniehouten trapleuningen in de was zetten? Ik noem maar wat dingen’. Het antwoord kwam snel. ‘Al gedaan, al gedaan, is pas gebeurd. Ik heb niks te doen. En het is best aardig weer, niet te heet, niet te koud, en zo te zien gaat het voorlopig ook niet regenen. Maar wat moet ik? Ik heb nergens zin in. Weet jij niks?’ De kok dacht even na. ‘Wat dacht je ervan als we een tochtje gingen maken. Jij en ik. Samen. Ik leen de fiets van de opzichter en dan fietsen we een eind langs de rivier.’

Sophie gaf zich niet zomaar gewonnen. ‘Fietsen? Dat is ook best vermoeiend. En dan? We moeten ook weer terug, nog zo’n eind fietsen.’ Louis liet zich niet zomaar afpoeieren. ‘Weet je wat? We fietsen naar de oude molen en nemen onze badpakken mee. Dan gaan we daar lekker zwemmen tot we afgekoeld zijn van het fietsen en dan drogen we ons af en maken we de picknickmand open en gaan we lekker picknicken!’ Dat leek Sophie wel wat. ‘Wat zit er dan in de mand?’, wilde ze meteen weten. ‘Nou, eh, boterhammetjes zoals deze, met truffelmayonaise en gerookte zalm. Een thermosfles met ijskoude thee. O, en pannenkoeken! Met spek en met kaas. Muffins, dat zijn een soort kleine Engelse cakejes en bananenbrood. Ik ga meteen beginnen, dan gaan we om 4 uur weg en we zien wel wanneer we terugkomen!’ Sophie vond het een reuzefijn plan.
Voor de muffins met appel doen we de slagroom in een kom met de suiker en de vanille. Dat even goed door elkaar kloppen. Vervolgens de eieren erbij en goed doormixen. Spatel het gezeefde bakmeel met de kaneel en het extra bakpoeder er doorheen. Schil de appel en snijd die in stukjes, meng door het beslag. Bewaar een paar stukjes voor de garnering. Doe het beslag in de muffinvorm en leg er nog wat stukjes appel op en strooi er wat amandelschaafsel op. Bak in een op 190 graden voorverwarmde oven in 20-25 minuten goudbruin en gaar. Laat ze afkoelen en stop ze in de picknickmand!
Reacties
Een reactie posten