Het was weer eens zo laat. Hoewel, zo laat was het nog niet, het was aan het begin van de middag. Maar Sophie, de 1e huishoudster van mevrouw Belle de Fleurdelis, had zich weer eens laten overvallen door het weer. Meestal was dat niet zo’n probleem, want dan dacht zij dat het slecht weer zou gaan worden en dan werd ze verrast door een stralende zon. Het enige probleem was dan dat ze te dik aangekleed was en alras zodanig begon te zweten dat het zweet ‘tappelings langs haar rug omhoogliep’. Zo zei haar vader dat altijd. Nou ja, altijd… Soms.
Maar deze keer was het weer eens andersom: het leek een schitterende dag te worden. Haar vader wist daar ook van alles van, die zei steevast ‘Ochtendrood, water in de sloot’. Nu stond er het hele jaar door water in de sloot, daar zijn sloten tenslotte voor, maar het betekende dat het die dag zou gaan regenen. Sophie had echter helemaal geen ochtendrood gezien, dus daar kon zij niet op bouwen. Ook van ‘Ring rond de zon, water in de ton’ had zij deze dag geen kaas gegeten. De zon was al vroeg op, Sophie ook, maar van een ring was geen sprake geweest. Alle weerwijsheden die zij van thuis had meegekregen hadden haar niet kunnen voorbereiden op wat er deze dag gebeurde.
Sophie was fijn een eind gaan fietsen. Mevrouw was op reis, naar een ver buitenland, en zou ook voorlopig niet terugkomen, zo zag het er naar uit. Ze had dus de tijd aan zichzelf, zolang de villa van Weleer maar onderhouden werd en het koper op tijd gepoetst werd, evenals het zilver. Louis, de Franse chef-kok van mevrouw, had voor haar een lunchpakketje klaargemaakt, met een thermosfles koude thee, dus ze kon er even tegenaan. En dat deed Sophie. De streek rond Vollenhoven werd van boven naar beneden doorkruist. En van links naar rechts, of andersom. Het ging zoals haar muts stond, als zij een muts op had gehad.
Dat had zij liever wel gedaan, een muts ophebben, toen zij na vele kilometers op de pedalen van haar trouwe stalen ros weggetrapt te hebben, een half uur na haar lunch opeens door een onweersbui werd overvallen. De lucht was gaan betrekken en in de verte kwamen donkere wolken samenpakken. Zó donker dat haar vader zou hebben gezegd dat er een schip met rotte appelen onderweg was. Sophie probeerde de bui voor te blijven, maar dat mislukte jammerlijk. Opeens was daar de onweersbui boven haar losgebarsten. Ze wist dat ze niet onder een boom moest gaan schuilen wegens blikseminslaggevaar, dus al snel was ze doorweekt. Zo kwam ze bij de villa aan, nat en bibberend. Louis stuurde haar naar boven om droge kleren aan te trekken en beloofde een lekker soepje klaar te maken. Met restjes en oud brood, en lekker dat dat is! Probeer maar!
Snijd je oude boterhammen in grote vierkante blokken, leg ze op een bakplaat met bakpapier en meng ze met een scheut olijfolie, een teentje gehakte knoflook en rooster op 200 graden tot ze krokant zijn. Vergeet niet ze om te keren.
Maak een scheut olijfolie heet in een fikse braadpan en fruit de fijngesneden ui tot ze glazig is, er mag alvast een snuf zout bij. Dan de rest van de fijngehakte knoflook erbij en een minuutje meebakken. Dan de fijngesneden tomaten erbij en na 2 minuten het blik tomaten plus de groentebouillon, zelfgemaakt of van een blokje. Laat tien minuten pruttelen. De tomaten lekker fijnstampen met je spatel. Dan de uitgelekte cannellinibonen erbij met de basilicum. Proef of er nog zout en peper bij moeten. Als laatste de croutons erbij. Wil je meer soep? Doe er extra bonen, brood en groenten bij. Er kan ook boerenkool of spinazie door of fijngesneden wortel. Doe wat je lekker vindt en in huis hebt, het is soep om restjes op te maken. Eet smakelijk!
Reacties
Een reactie posten