Op 1 juli 1862 werd in Nederland officieel de slavernij afgeschaft. Dat was tamelijk laat. Engeland schafte die in 1834 af en in Portugal en Portugees Indië gebeurde dat al in 1761. De slavenhandel was in 1815 al afgeschaft, ook later dan in Engeland dat dit in 1806 al deed. In de Verenigde Staten was het onder meer aanleiding tot een jarenlange burgeroorlog.
Het einde van de slavernij werd tenslotte, bijna 50 jaar later, ingeluid met het ondertekenen door koning Willem III van de zogenaamde ‘Emancipatiewet’, waarmee zo’n 35.000 slaven in Suriname en 12.000 slaven op de Nederlandse eilanden in het Caribisch gebied hun vrijheid kregen, zij het niet van harte. Nederlandse slavenhouders en plantage-eigenaren, veelal woonachtig in Nederland, waren bang dat de economie in de koloniën zou instorten wanneer al die mensen opeens vrije burgers werden. Daarom bleven de slaafgemaakten verplicht nog 10 jaar doorwerken op de plantages, tegen een minimale vergoeding. Verder kregen alle eigenaren een vergoeding van 300 gulden per vrijgelaten slaaf. Veel mensen vinden dan ook dat het einde van de slavernij pas in 1873 is gekomen.
Het geld voor de vergoeding aan slavenhouders kwam uit Indië. Daar was sinds 1830 een nieuw systeem in gang gezet. Moesten voorheen de boeren een belasting betalen voor de opbrengst van hun land, het landrentestelsel, na de Javaanse oorlog van 1825-1830, die ongeveer 200.000 levens had gekost, werden de boeren, vooral op Java, verplicht op 20% van hun land bepaalde gewassen te verbouwen. De opbrengst; koffie, suiker, thee en de kleurstof indigo, ging direct naar het gouvernement dat die met grote winsten kon verkopen. Dat leverde vele miljoenen meer op dan de contante belastingheffing in het landrentestelsel. Daar werd, naast de vergoeding voor slavenhouders, ook het beginnende spoorwegnet in Nederland van betaald.
Vaak wordt het argument aangevoerd dat ‘iedereen vroeger’ slaven hield. Dat klopt natuurlijk, Grieken, Romeinen, Vikingen en Afrikaanse stammen deden dat. Het grote verschil is dat zij er geen marktsysteem van maakten en de slaven niet een oceaan over sleepten, of hen generatie op generatie in slavernij hielden. Ook konden slaven van de Barbarijse zeerovers in Noord-Afrika vrij gemakkelijk vrijgekocht worden. Daarvoor werden er in bijvoorbeeld Zeeland verzekeringsfondsen opgericht, waar dat uit betaald werd. Zo werd Michiel de Ruyter naar Noord-Afrika gestuurd om op de slavenmarkten christenslaven vrij te kopen. Dat werd gedeeltelijk door hem betaald en gedeeltelijk uit kerkfondsen. Vandaar dat de voorkeur uitging naar protestanten. Hij kocht zo’n 600 mensen vrij.
De rijkdom in de Gouden Eeuw in Amsterdam is voor een deel terug te voeren op de slavenhandel; de WIC-schepen die de slaafgemaakten vervoerden werden door kooplui uitgerust voor de driehoekshandel: slaven halen in Afrika, verkopen in Noord- of Zuid-Amerika en daarvan handel inslaan voor Nederland. Maar ook Zeeland, met name Middelburg en Vlissingen, verdiende er goudgeld aan. Middelburgse middenstanders verdienden aan de levering van touwen, ankers, zeilen, vlaggen en kompassen, proviand zoals vlees en brood en vaten voor drinkwater. Zeeland had een aandeel van ongeveer 45% in de slavenhandel.
Een ander saillant detail is dat er al vanaf 1850 in het parlement over afschaffing werd gesproken. In dezelfde tijd voerde de Amsterdamse schoolmeester Jan Schenkman in een boekje over Sint Nicolaas de figuur van Pietermansknecht, ofwel Zwarte Piet, op. Toeval?
Reacties
Een reactie posten