WOORD VAN DE WEEK Klootzak
Sophie: Louis, wat krijgen we nou? Is dat het woord van de week? Dat durf ik niet eens in de mond te nemen! .
Louis: Maar dat hoeft ook helemaal niet, Sophie. En vroeger was kloot het woord voor alles dat rond was, met name bij verschillende balspelen het gewone woord voor ‘(speel)bal’, zoals we nu nog kennen in het woord klootschieten. In de 17e eeuw was kloot-sack nog gewoon ‘balzak’; maar veranderde de betekenis via ‘bedrieger’ [1914; Van Dale], en ‘sul’ [1920; WNT], “ naar een plat scheldwoord voor: ezel, sukkel” sinds 1950; opgenomen in de Van Dale. Samenstelling van kloot en zak, met een betekenisontwikkeling tot scheldwoord zoals ook vele andere namen van geslachtsdelen.
En daar is Nederland heel apart in, verwijzingen naar het mannelijk geslachtsdeel (zoals bijv. eikel; klootzak; lul; zak enz.) ontbreken volkomen in landen zoals Duitsland en Spanje. In Duitsland is de anale zone dan weer erg populair bij het schelden (Arschloch; Arsch; Affenarsch enz.).
Maar bien, de samenstelling komt in vele andere vormen voor, die vooral uit de kazerne lijken te komen: kloothannes, kloothommel, klootjavaan, klootjoris, klootjurk, klootviool, worden vooral aan de marine toegeschreven, waar ook de werkwoorden kloothannesen en klootviolen vandaan komen. Een oud scheldwoord zoals kloot* (dat anders aan kracht verliest) gewoon toegevoegd ter versterking. De uitbreidende elementen voegen niets toe aan de betekenis van het woord. Ze zijn dan ook vaak willekeurig gekozen. Zo kun je ook je eigen scheldwoord verzinnen, door gewoon ‘kloot’ er voor te zetten.
Bij de marine in de betekenis van ‘grote domoor’ zien wij de woorden klotenbibber en klotenklapper, waarvan de vrouwelijke vorm kuttenklapper is.
Bij Bredero lezen we nog een andere samenstelling met ‘kloot’: ‘Ja, siet dese Jan droogh-kloot, hoe ist hier, seck femel-laar?’ Droogkloot verwijst eigenlijk naar een brok klei, een droge kluit (kloot), onder meer gebruikt bij het kloot- en kleiduifschieten. Van Vincent van Gogh is het citaat over collega-schilder Anton Mauve bekend: ‘Ik heb altijd gedacht, dat ge een droogkloot waart, maar nu merk ik wel, dat dit niet zoo is.’
Werd in de jaren ’60 de uitdrukking klootjesvolk populair, voor burgerlijke types, is dat woord in de betekenis van ‘gepeupel, het gewone volk’ al veel ouder. In 1612 komen we het tegen in ‘dit klootjes volck vande vesten, of uyt de slopjes’, ‘dit klootjesvolk van de wallen of uit de sloppen’. Samenstelling van het verkleinwoord van kloot en volk. De betekenis van ‘kloot’ is niet duidelijk. Hetzij dat klootjesvolk een schimpnaam van intellectuelen was voor ‘volk dat alleen voor het seksuele leeft’. Of het is een verwijzing naar de woonomstandigheden: ‘volk dat op een klootje/kluitje, in de dichtbevolkte wijken leeft’, vergelijkbaar met steegjesvolk en vestjesvolk ‘het arme volk uit de steegjes resp. uit de buurt van de stadswallen’, zoals Bredero al beschreef.
U ziet, Sophie, een zeer ambigue woord dat u gerust in de mond kunt nemen!
Reacties
Een reactie posten