FOTO VAN WELEER Strijd voor vrouwenkiesrecht
Nederland kent het algemeen vrouwenkiesrecht sinds 1919. Niet dat het van harte ging, jaren van strijd en protesten gingen eraan vooraf. In een poging om de revolutionaire stemming in de wereld wind uit de zeilen te nemen ging de regering uiteindelijk akkoord. Na de Russische revolutie, de Spartakusopstand in Duitsland en zelfs een soldatenopstand in De Harskamp in 1918 was het een manier om de rust in het land te herstellen. Nederland liep daarmee niet voorop, Nieuw-Zeeland gaf vrouwen in 1893 al stemrecht, Finland in 1906 en Noorwegen in 1907. Frankrijk daarentegen pas in 1944, Canada in 1950, Zwitserland in 1971 en Saoedi-Arabië in 2015.
In Groot-Brittannië ontstond de ‘suffragettebeweging’, waarbij ’suffrage’ het Franse woord is voor kiesrecht. Een beweging uit de eerste feministische golf, met als belangrijke vertegenwoordigers Emmeline Pankhurst en haar dochter Christabel. Door mannen werden de acties van de suffragettes vaak geridiculiseerd, vrouwen waren nu eenmaal ondergeschikt, niet ervoor opgeleid, werden niet geacht zelf na te denken en hun strijd was ‘onvrouwelijk’. Waren de acties aanvankelijk tamelijk vreedzaam, met blokkades, zichzelf aan hekken ketenen, werd er vaak met geweld op gereageerd. Niet alleen door omstanders, ook door de politie. Het eenvoudig oppakken en wegdragen van de demonstranten was al snel niet meer voldoende.
Op 18 november 1910 liep zo’n demonstratie flink uit de hand. Bij de verkiezingscampagne van januari dat jaar had de minister-president H.H. Asquith beloofd dat er een wet zou komen waarbij vrouwen een beperkt kiesrecht kregen bij nationale verkiezingen. Nadat die wet al door twee kiesrondes was gekomen, weigerde Asquith er verder tijd aan te besteden in het parlement en riep hij nieuwe verkiezingen uit vanwege onenigheid tussen het Lagerhuis en het Hogerhuis over ’s lands begroting. Dat was voor zo’n 300 vrouwen reden om op vrijdag 18 november een protestmars te ondernemen naar de regeringszetel in Westminster. Daar werden zij opgewacht door linies politieagenten en mannelijke toeschouwers. Daaropvolgend werden de vrouwen gedurende zes uur aangevallen door politie en omstanders.
Uiteindelijk werden er 4 mannen en 115 vrouwen gearresteerd, waarvan velen klaagden over seksuele aard van de aanvallen, waaronder het knijpen en verdraaien van hun borsten. Het geweld was zo ernstig dat de dag bekend werd als ‘Black Friday’. Een van de demonstranten werd twee of drie maal neergeslagen, volgens een ooggetuige, waarop agenten haar meetrokken en zij op haar rug viel. Dat moment werd vereeuwigd door fotograaf Victor Consolé van de London News Agency Photos Ltd. Een man die de vrouw, later geïdentificeerd als Ada Wright, probeerde te beschermen van verder politiegeweld, werd eveneens aangehouden. Alle gearresteerden werden overigens de volgende dag zonder proces vrijgelaten.
De foto werd dermate controversieel geacht, dat de krant ‘Daily Mirror’ het verzoek kreeg de zaak niet openbaar te maken. Toen bleek dat er al een editie gedrukt en onderweg was, werd geprobeerd de gehele oplage op te kopen, wat mislukte. De volgende dag stond de foto op de voorpagina van alle edities van de Daily Mirror, 750.000 kranten in totaal, waarop de kritiek op de suffragettes verschoof naar de Minister van Binnenlandse Zaken. Dat was op dat moment een zekere Winston Churchill.
Reacties
Een reactie posten