OUD EN WIJS Boeren
De boeren zijn weer volop in het nieuws. Ook daar wordt flink geradicaliseerd. Natuurlijk bestaat ‘de’ boer niet, net als ‘de’ Nederlander niet bestaat, zoals onze koningin al in 2007 vaststelde. Er zijn keuterboeren en grote boeren, biologische boeren en bio-industrieboeren, landbouwers en veetelers. En hoewel er veel geklaagd wordt over ‘Brussel’ zijn landbouw en veeteelt ontvangers van honderden miljoenen subsidies per jaar van EU-geld. Alleen al aan subsidies voor reclames voor vlees en zuivel is er 90 miljoen uitgegeven in de afgelopen vier jaar. Nog steeds is 54% van de oppervlakte van ons land in gebruik bij land- en tuinbouw.
Maar zoals een bekend spreekwoord al zegt: ‘Als een boer ophoudt met klagen is het aan het eind der dagen’. Want van oudsher is het al nooit goed geweest. Regende het, dan was het land te nat, regende het niet, dan was het te droog. Tijdens hooitijd kon één buitje dagen werk teniet doen. Een flinke hagelbui in het Westland en de glazeniers maakten weer overuren. Dus als boeren zouden stoppen met klagen, dan moest het wel betekenen dat het einde der tijden was gearriveerd.
Toch zegt men ook: ‘Boeren en varkens worden knorrend vet.’ Dat varkens knorren en al doende groeien en vet worden, is bekend. Maar ‘knorren’ betekent ook mopperen en ook dat is van boeren bekend, zie voorgaand spreekwoord. Toch ‘boeren’ boeren over het algemeen goed. Bijna een op de vijf boeren is miljonair, tegenover 1,5% van de werkenden. Dat betekent ook dat 80% geen miljonair is, want het boerenbestaan kan ook hard zijn en soms behoorlijk tegenvallen. Het is soms een kwestie van flink doorzetten en dag en nacht werken om het hoofd boven water te houden. Dan zegt men: ‘Het is geen kunst om boer te worden, maar om boer te blijven.’
‘Wie maaien wil moet zaaien’, dat is duidelijk. Wanneer er niets gezaaid wordt, komt er slechts onkruid uit de grond en valt er niets te oogsten. Wie resultaten wil behalen zal een gedegen voorbereiding moeten plegen, dat geldt voor elke bedrijfstak en onderneming. Niets komt vanzelf, maar sommig werk is zinloos. ‘Het strand ploegen’, bijvoorbeeld. Ploegen wordt gedaan om een diepe grondlaag naar boven te brengen, nadat de bovenlaag voor een oogst is gebruikt en enigszins uitgeput is geraakt. Mar wie het strand ploegt, haalt slechts ander zand naar boven, dat geen nieuwe voedingsstoffen voor het volgende gewas bevat. Nutteloos werk, dus.
Met ploegen krijg je kluiten op het land, wat daar snel uit omhoog komt, is ‘uit de kluiten gewassen’, want ‘wassen’ betekent ‘groeien’, wat terugkomt in ‘de wassende maan’. Om goed en regelmatig te kunnen zaaien of planten, moeten die kluiten in kleinere stukjes gebroken. Dat gebeurt met een eg. Wie zegt van gereedschap, of zelfs mensen, ‘daar valt niet mee te eggen of ploegen’, geeft aan dat zij waardeloos en onbruikbaar zijn, nergens goed voor.
Vroeger kreeg een stier die steeds uit de wei probeerde te ontsnappen een plank voor de kop gebonden, zodat het dier niet meer kon zien waar het heen ging en rustiger werd. Van iemand die zich kortzichtig gedraagt, zeggen we nog steeds dat diegene een ‘bord voor de kop’ heeft. Een wei wordt meestal begrensd door sloten, met op een dammetje een hek naar de weg. Is dat weg of staat het open, dan kan het vee weglopen en ‘is het hek van de dam’, ofwel is de situatie onhoudbaar geworden. Of dat met onze boeren ook zo is, zal de toekomst leren, nu zij hun kont tegen de krib gooien. Of is het allemaal maar boerenbedrog?
Reacties
Een reactie posten