Sophie, de 1e huishoudster van mevrouw Belle de Fleurdelis, werd wakker van haar wekker. Die ging luid rinkelend af. Met één hand zette zij het ding weer uit en bleef nog even liggen. Buiten was het nog donker en in haar dienstbodenkamertje bovenin de villa van Weleer was het eigenlijk best koud. Haar bed was een lekker warm holletje, dus was het extra moeilijk om eruit te komen. Voorzichtig stak zij alvast een been uit bed, het andere been volgde en met enige moeite dwong zij zichzelf om overeind te komen. Brrr, het was echt fris. Snel gooide ze haar nachthemd uit en goot water uit de lampetkan in de bijbehorende schaal. Met een stuk zeep en een waslapje poedelde zij zich snel een beetje schoon en fris. Vervolgend trok zij haar dienstbodenjurk met bijbehorend schort aan en stak met twee haarspelden haar ‘frutsel’, zoals zij het noemde in heur haar vast. Klaar om aan de dag te beginnen.
Op het moment dat zij de deur van haar kamertje opentrok, zag zij een zwarte schim op zich afkomen, met een spierwit hoofd en lange witte haren. Sophie schrok zich een spreekwoordelijk ongeluk en gooide de deur dicht. Snel ging zij met haar rug tegen de deur staan om te voorkomen dat de schim binnen kon komen. Het bleef echter stil. Akelig stil. Na een paar minuten was het bonken van haar hart een beetje gestopt en omdat er niets gebeurde, draaide zij zich weer om. Voorzichtig deed ze de deur op een kier en daar kwam de schim weer op haar af! Snel deed ze de deur weer dicht, maar weer bleef het stil. Ten derde male opende ze haar deur, langzaam en op een kier. Toen zag ze wat er gebeurde: er stond een bezemsteel schuin naar achter voor haar deur, die met een touwtje aan de bovenkant van de deur bevestigd was. Erop zat een wit masker met slierten vlas en een oud stuk gordijn.
Op het moment dat de deur openging werd de bezemsteel naar voren getrokken en wapperden het gordijn en de slierten vlas alsof er een zwarte schim op degene die de deur opendeed af kwam. Iemand had een grapje met Sophie uitgehaald. Op het moment dat zij zich dat realiseerde, wist ze ook weer wat voor dag het was: 31 oktober! Hallo Ween! De dag dat er in het dorp geprobeerd werd iedereen an het schrikken te maken. Dat was in elk geval goed gelukt! En Sophie had ook een idee wie deze contraptie in de nacht, terwijl zij lekker lag te knorren, aan haar deur had vastgemaakt. Dat kon niemand anders zijn dan de Franse chef van mevrouw, Louis. Die had zij vorig jaar reuze aan het schrikken gemaakt en hij had dit jaar de geste wederkerig gemaakt. Daar ging zij nog even een hartig woordje mee spreken!
Wie nog pompoen over heeft van Halloween, Kan daar een lekker soepje van maken. Een flespompoen hoeft niet geschild te worden, ander pompoenen soms wel. Je kunt hem ook goed koken of roosteren in de oven voor hij in de soep gaat. Verwijder de zaden en snij de pompoen in stukken, schrap de winterpeen, snij de uien klein en maak de knoflook en het stukje gember schoon. Gember kun je makkelijk met een lepel de schil afkrabben. Er kan ook kleingesneden koolraap in, voor een extra zoetje of een flinke appel in partjes. In een grote soeppan wat olie toevoegen en fruit daar de ui en knoflook in, voeg de stukken groente toe en fruit die 4 minuten mee. Dan het water, een bouillonblokje, twee laurierblaadjes en naar smaak komijnpoeder, zout, peper en paprika toevoegen. Breng aan de kook en laat 20 minuten met de deksel scheef op de pan pruttelen. Vis dan de laurierblaadjes eruit en pureer tot een gladde soep. Serveer met (geroosterd) brood en met een lik crème fraîche in elk bord. Eet smakelijk!

Wekelijks deelt Louis de chef kok van Belle de Fleurdelis in de uitzending van ‘Breien met Louis en Sophie’ een spreuk met de kijkers. Deze spreuk is alom bekend. Maar waar komt die uitspraak eigenlijk vandaan? Louis is op onderzoek uit gegaan en is de bibliotheek gaan raadplegen en heeft alle encyclopédies doorgespit; de Grote Larousse, de Winkler Prince, de Encyclopedia Brittanica en zo kwam hij erachter dat er geen eenduidig antwoord op is te geven. In de loop der jaren hebben vele mensen zich afgevraagd wie deze regels heeft gedicht. De meest genoemde namen zijn: Petrus Augustus de Genestet, Jac. Revius, Nicolaas Beets, Guido Gezelle of Christiaan Huygens. De gedachte achter het versje is al vaak verwoord, bijvoorbeeld door Montaigne (1533-1592): “Qui craint de souffrir, il souffre déjà de ce qu’il craint” (‘Wie het lijden vreest, lijdt al door wat hij vreest’). Nico Scheepmaker vond de overeenkomst met een Engels versje van (mogelijk) Thomas Chatterton die leefde van ...

Reacties
Een reactie posten