Sophie, de 1e huishoudster van mevrouw Belle de Fleurdelis, zat genoeglijk een kop hete thee te drinken op de stoel van Louis, de Franse chef van mevrouw, naast het oude houtgestookte fornuis in de keuken. Zoals altijd had zij de dagelijkse klusjes achter de rug en was het tijd voor een pauze. Wanneer mevrouw op reis was, zoals nu, of in haar pied à terre in Utrecht verbleef daalde er steevast een weldadige rust over de villa van Weleer. Er was tijd om op tijd een pauze te nemen en te genieten van de goede dingen van het leven, zoals een kop hete thee naast een warm fornuis.
Was mevrouw thuis, dan was het een heel ander verhaal. Dan moesten er drie maaltijden per dag worden geserveerd: een uitgebreid ontbijt, een warme lunch, tenzij het te warm was, dan mocht het een koude lunch zijn, en een diner dat uit minimaal drie gangen bestond en liefst nog eentje erbij. Tussendoor werden er dan nog kleine hapjes geserveerd bij de ochtendkoffie en de middagthee, plus iets te knabbelen bij een glaasje port of cognac voor het slapengaan. Dat had wel het voordeel dat er vaak iets overbleef, hetzij van het avondmaal, hetzij van de tussendoortjes, die dan met gretigheid door het overige personeel, Sophie voorop, werden afgenomen.
Helemaal bont maakte mevrouw het wanneer zij een dinertje gaf of een theekransje. Dan nam het aantal gangen navenant toe, rijkelijk besproeid door de daarbij geschikte wijnen en ander gedestilleerd. Bij de theepartijtjes werden allerlei kleine liflafjes geserveerd op diverse etagères, die steevast zeer in de smaak vielen bij de dames die de eer hadden uitgenodigd te zijn. Voornamelijk de echtgenotes van de notabelen uit het dorp, al was de echtgenote van rijksveldwachter Borst ook een graag geziene gast. Dit ondanks het feit dat rijksveldwachter Borst niet echt tot de notabelen van Vollenhoven gerekend kon worden. Mevrouw Borst daarentegen wist de andere dames altijd bijzonder te vermaken met haar verhalen over wat er allemaal in het dorp achter de diverse voordeuren gaande was.
Daar kwam Louis binnen, vers uit de moestuin, waar hij groente was wezen halen. Sophie keek hem verbaasd aan: ‘Spruiten? Alweer? Je hebt deze week al spruiten op tafel gezet. Vindt mevrouw dat wel goed?’ Louis zuchtte. ‘De spruiten moeten op, ze gaan te goed in de moestuin en zijn nu rijp om geplukt te worden. Anders moet ik ze weggooien of staan ze te rotten op hun steel. Maar ik heb nog wel een receptje achter de hand, waarvan ik zeker weet dat mevrouw het heerlijk vindt. Dan is het niet erg als ik een tweede keer in de week spruiten bereid. Want in tegenstelling tot de Hollandse gewoonte, kook ik ze niet tot pap, zodat ze gaan stinken, nee, ik rooster ze. En dan met een heerlijk sausje erbij; je likt je vingers erbij af!’ En zo gebeurde het ook. Mevrouw was vol lof over deze spruiten. Nu jullie!
Maak de spruiten schoon en snij ze doormidden. Zet de bakplaat alvast in de oven, zodat die lekker heet kan worden op 220 graden C. Doe de spruiten in een kom en bestrooi met peper en zout naar smaak en twee el olijfolie. Roer om zodat de spruiten egaal bedekt zijn met olie en kruiden. Haal de bakplaat uit de oven en spreid de resterende olijfolie erover. Leg de spruiten op de plaat met de snijkant naar beneden. Rooster 30 minuten, schep halverwege om. Warm ondertussen in een andere pan de honing op en voeg ¾ van de kruidenkaas toe, roer om en laat smelten. Haal de spruiten uit de oven en bedruip met de honingcrème. Strooi er de gehakte cranberries en pistaches over en verkruimel de resterende kruidenkaas erover. Eet smakelijk!
Wekelijks deelt Louis de chef kok van Belle de Fleurdelis in de uitzending van ‘Breien met Louis en Sophie’ een spreuk met de kijkers. Deze spreuk is alom bekend. Maar waar komt die uitspraak eigenlijk vandaan? Louis is op onderzoek uit gegaan en is de bibliotheek gaan raadplegen en heeft alle encyclopédies doorgespit; de Grote Larousse, de Winkler Prince, de Encyclopedia Brittanica en zo kwam hij erachter dat er geen eenduidig antwoord op is te geven. In de loop der jaren hebben vele mensen zich afgevraagd wie deze regels heeft gedicht. De meest genoemde namen zijn: Petrus Augustus de Genestet, Jac. Revius, Nicolaas Beets, Guido Gezelle of Christiaan Huygens. De gedachte achter het versje is al vaak verwoord, bijvoorbeeld door Montaigne (1533-1592): “Qui craint de souffrir, il souffre déjà de ce qu’il craint” (‘Wie het lijden vreest, lijdt al door wat hij vreest’). Nico Scheepmaker vond de overeenkomst met een Engels versje van (mogelijk) Thomas Chatterton die leefde van ...


Reacties
Een reactie posten