Zoals gebruikelijk had Sophie, de 1e huishoudster van mevrouw Belle de Fleurdelis, haar vaste schema van huishoudelijke taken in de ochtend afgewerkt. Daarnaast moest ze nog de klusjes die Hermien, de 3e huishoudster, had gedaan nalopen en eventueel de schade herstellen. Hermien was nogal vatbaar voor ongelukjes. Als zij de trap dweilde viel de emmer om of ging zij erin staan. Bij het afstoffen van de verzameling porselein van mevrouw viel er weleens iets om. Vandaar dat Sophie uit voorzorg een aantal taakjes en taken stilzwijgend op zich had genomen, om erger te voorkomen.
Daarom was een kleine pauze altijd zeer welkom. Als het mooi weer was, mocht zij graag op het bankje bij de achterdeur zitten met een lekkere kop thee en iets lekkers dat door de Franse chef-kok van mevrouw, Louis, was klaargemaakt. Omdat mevrouw elke dag een keuze wilde hebben van gerechtjes en zoetigheden, bleef er altijd wel iets over. De kookkunsten van Louis waren de volgende dag vaak nog beter te genieten dan op de dag dat ze gemaakt waren. De smaken hadden de kans gekregen om in elkaar op te gaan en elkaar te versterken. Voor Sophie betekende het dat zij bijna wekelijks kennis maakte met nieuwe smaaksensaties, die bij haar thuis toen zij opgroeide onbekend waren.
Anderzijds had zij Louis kennis leren maken met een aantal traditionele gerechten uit de volkskeuken die hem onbekend waren. Ook voor mevrouw waren die vaak onbekend, en zo kon de chef-kok zijn al indrukwekkende repertoire, dat hij in de loop van jaren in verschillende landen had ontwikkeld, weer verder uitbreiden. Poffert, balkenbrij, Lievevrouwenbedstrovla, proemenkreuze of gierstruif waren hem tot dan toe ontgaan. Het waren waardevolle aanvullingen op de gerechten en liflafjes die hij gewend was te bereiden voor soms uitgelezen gezelschappen. Mevrouw nodigde met regelmaat notabelen uit de omgeving of de stad uit om te komen dineren. Dan kwam er een uitgelezen reeks gerechten op tafel waar iedereen van genoot.
Deze ochtend was het te koud om buiten te zitten, dus toog Sophie naar de keuken om gezellig met een kop hete koffie en een fijne versnapering op de stoel naast het houtgestookte fornuis te zitten. In de keuken aangekomen bleek het daar ook tamelijk fris te zijn. De keukendeur stond wijd open. Sophie liep naar de deur en keek naar buiten. Daar, verderop, zag zij Louis bezig in de moestuin. Hij sneed een stel groene stokken af en nam die mee terug. ‘Ah, Sophie, mon chère! Je bent net op tijd om mij te helpen oogsten.’ De afgesneden stokken waren de stammen waar de spruiten op groeiden. ‘Hè, bah! Spruiten! Dat eet mevrouw toch niet?’ Louis begon te lachen. ‘Wel zoals ik ze klaarmaak, chèrie! Wacht maar af, het wordt smullen!’ En dat werd het. Nu wij!
Maak de spruiten schoon en snij ze in de lengte doormidden. Schil de zoete aardappelen en snij ze in blokjes, ongeveer even groot als een halve spruit. Doe alles in een kom, giet er olijfolie over en kruid met peper en zout. Schud door elkaar zodat alles met olie is bedekt. Spreid uit over een met bakpapier bedekte plaat en leg de spruiten met de snijkant naar beneden. Rooster gedurende 25-30 minuten in de oven op 200 graden. Schep halverwege om. De laatste 5 minuten kun je er gedroogde cranberries over strooien en het geheel overgieten met een mengsel van twee eetlepels balsamicoazijn en ahorn- of agavesiroop. Als de aardappels zacht zijn, zijn ze gaar. Schep alles in een schaal en kruimel er feta of zachte geitenkaas overheen. Ook gemalen komijn, zoete paprika of kaneel kunnen erover, maar niet allemaal; maak een keuze en eet smakelijk!
Wekelijks deelt Louis de chef kok van Belle de Fleurdelis in de uitzending van ‘Breien met Louis en Sophie’ een spreuk met de kijkers. Deze spreuk is alom bekend. Maar waar komt die uitspraak eigenlijk vandaan? Louis is op onderzoek uit gegaan en is de bibliotheek gaan raadplegen en heeft alle encyclopédies doorgespit; de Grote Larousse, de Winkler Prince, de Encyclopedia Brittanica en zo kwam hij erachter dat er geen eenduidig antwoord op is te geven. In de loop der jaren hebben vele mensen zich afgevraagd wie deze regels heeft gedicht. De meest genoemde namen zijn: Petrus Augustus de Genestet, Jac. Revius, Nicolaas Beets, Guido Gezelle of Christiaan Huygens. De gedachte achter het versje is al vaak verwoord, bijvoorbeeld door Montaigne (1533-1592): “Qui craint de souffrir, il souffre déjà de ce qu’il craint” (‘Wie het lijden vreest, lijdt al door wat hij vreest’). Nico Scheepmaker vond de overeenkomst met een Engels versje van (mogelijk) Thomas Chatterton die leefde van ...

Reacties
Een reactie posten