Op 25 oktober 1555 treedt Keizer Karel V af als Heer der Nederlanden, ten gunste van zijn zoon Filips II. Een paar maanden later treedt hij ook af als koning van Spanje en tenslotte eind 1556 ook als keizer van het Heilige Roomse Rijk, dat grotendeels uit Duitsland bestaat. Dat ging naar zijn broer Ferdinand, terwijl zijn zoon Filips ii koning van Spanje en heer der Nederlanden wordt. Bij de troonsafstand is nog een bijzonder persoon aanwezig: de jonge Willem van Oranje, op wiens schouder Karel V leunt tijdens de abdicatie. Karels band met de Nederlanden, in bijzonder Utrecht, blijkt uit het verblijf in het klooster ‘Balije van Utrecht’ met zijn zuster Maria van Oostenrijk in 1546 en de opvoeding die hij kreeg van mr. Adriaan van Utrecht, de latere paus Adrianus VI, die weliswaar in Mechelen plaatsvond.
Karel V regeerde over het grootste Europese rijk sinds Karel de Grote en zelfs groter dan het roemruchte Romeinse Rijk. Een rijk waar de zon nooit onderging. Daar had hij zelf voor een groot deel niet veel voor hoeven doen. Van zijn opa van vaders kant erfde hij het Habsburgse stamland, Oostenrijk, Hongarije en Bohemen en van oma Maria van Bourgondië erfde hij een flink aantal hertogdommen en graafschappen in de Nederlanden en de Franche-Comté van Bourgondië. Van oma van moeders kant, koningin Isabella kreeg hij Castilië en gebieden in de Cariben, Centraal-Amerika en Afrika. Ferdinand de Katholieke, vader van zijn moeder, bezorgde hem Aragon, Napels, Sicilië en Sardinië. Door zijn huwelijk met Isabella van Portugal kwamen daar nog meer gebieden bij.
Zelf voerde hij vrijwel zijn gehele regeerperiode oorlog tegen Frankrijk en de Ottomanen, die hun rijk naar het westen wilden uitbreiden. Tot twee keer toe werd de belegering van Wenen, waar wij naar verluidt de croissant aan hebben overgehouden, verbroken. Eerst door zijn broer Ferdinand in 1529 en door hemzelf met een leger van 80.000 man in 1532. Die oorlogen werden voor een deel betaald door het plunderen van Zuid-Amerika, dat door conquistador Francisco Pizarro voor hem veroverd was. Jaarlijks kwam er een Zilvervloot aan. Daarnaast werden er fikse belastingen aan de onderworpen gebieden opgelegd. De Lage Landen moesten gedurende 35 jaar 10.500.000 Spaanse ducaten betalen. De onvrede hierover vormde één van de aanleidingen tot het afscheiden van de Nederlandse provinciën.
Naast de hoge belastingdruk was de onderdrukking van het protestantisme een belangrijke reden hiervoor. Karel V deed dat met harde hand, In 1529 werd het gebod uitgevaardigd dat alle geschriften van Luther en aanverwanten vernietigd dienden te worden. En in 1522 werd er naar Spaans voorbeeld een inquisitie ingesteld. Ook werd er vanaf 1550 op de verspreiding of het bezit van lutheraanse of calvinistische boeken en plakkaten, protestantse bijeenkomsten of kerkdiensten en de prediking van reformatorische ideeën de doodstraf gesteld, middels het beruchte Bloedplakkaat. Op politiek gebied werd wel, naast de Staten-Generaal die in 1464 was ingesteld, in 1532 ook de Raad van State als adviesorgaan ingevoerd.
Naast oorlog voeren was de huwelijkspolitiek, zoals we gezien hebben, een belangrijke manier om een rijk uit te breiden en te behouden. Dit had tot gevolg dat ook huwelijken binnen de familie vaker voorkwamen. Dat leidt na het enkele malen van neven en nichten met elkaar onherroepelijk tot genetische problemen. Bij de Habsburgers kwam dat onder meer tot uiting in hun kin, die flink vooruitstak. Van Karel V werd wel gezegd dat zijn kin als eerste om de hoe k kwam en die werd in zijn geboorteplaats Gent ‘peerdemuile’ genoemd. Karel V had moeite verstaanbaar te spreken en met het sluiten van zijn mond. Dit werd dan ook de ondergang van het Huis Habsburg, binnen enkele generaties was het geslacht uitgestorven.
Wekelijks deelt Louis de chef kok van Belle de Fleurdelis in de uitzending van ‘Breien met Louis en Sophie’ een spreuk met de kijkers. Deze spreuk is alom bekend. Maar waar komt die uitspraak eigenlijk vandaan? Louis is op onderzoek uit gegaan en is de bibliotheek gaan raadplegen en heeft alle encyclopédies doorgespit; de Grote Larousse, de Winkler Prince, de Encyclopedia Brittanica en zo kwam hij erachter dat er geen eenduidig antwoord op is te geven. In de loop der jaren hebben vele mensen zich afgevraagd wie deze regels heeft gedicht. De meest genoemde namen zijn: Petrus Augustus de Genestet, Jac. Revius, Nicolaas Beets, Guido Gezelle of Christiaan Huygens. De gedachte achter het versje is al vaak verwoord, bijvoorbeeld door Montaigne (1533-1592): “Qui craint de souffrir, il souffre déjà de ce qu’il craint” (‘Wie het lijden vreest, lijdt al door wat hij vreest’). Nico Scheepmaker vond de overeenkomst met een Engels versje van (mogelijk) Thomas Chatterton die leefde van ...


Reacties
Een reactie posten