Het is haast niet meer voor te stellen, maar tot 1846 werden alle kleren met de hand gemaakt. Dagelijkse kloffies werden veelal door de vrouw des huizes in elkaar gezet, maar wie iets bijzonders wilde ging naar de kleermaker, wat meestal dan juist weer een man was. Die moest de jurken van de rijke dames in elkaar naaien, de hoepelrokken en met kant afgezette lijfjes. En stel je voor dat je de hele dag van die wagenwielen van kanten kragen moest maken en in de stijfsel zetten, alles met de hand! Om dan nog maar niet te spreken over de duizenden uniformen waar al die soldaten in steeds terugkerende oorlogen in werden gestoken, omdat ze herkenbaar moesten zijn op het slagveld.
Voor de jonge Elias Howe, die in verschillende textielfabrieken had gewerkt, eerst als kaarder van wol en katoen en later, toen de fabriek failliet ging, als monteur in een weverij een uitdaging. Destijds werd het spinnen en weven al veelal machinaal gedaan, maar het naaien ging nog steeds met de hand. En ’s avonds zag hij zijn vrouw moeizaam kleren naaien voor het gezin. Dat moest beter kunnen! Het duurde een jaar of vier voordat hij een werkend prototype had gemaakt en patent erop aangevraagd. De volgende stap was het vinden van een geldschieter die wilde investeren in een fabriek om de naaimachines te produceren. Daar ging het mis.

Nu was Howe natuurlijk niet de eerste die probeerde een naaimachine uit te vinden. Zo was de Parijse kleermaker Barthélemy Thimonnier één van de eersten die het probeerden. In 1830 vond hij een machine uit die met één draad werkte. Daar vroeg hij patent op aan en zette een aantal machines bij elkaar in een atelier. Hij zorgde ervoor de opdracht binnen te slepen om uniformen voor het Franse leger te maken. Maar net zoals bij het begin van de Industriële Revolutie in 1911 door ambachtslieden die hun werk zagen verdwijnen de machinale weefgetouwen werden vernield, braken een aantal kleermakers en naaisters in het atelier in en vernielden alle machines.
De machine van Howe was in zoverre revolutionair dat deze met twee draden werkte en een soort kettingsteek fabriceerde. Echter lukte het hem niet om een geldschieter te vinden. Uiteindelijk lukte het zijn broer in Londen wel en verhuisde het gezin daar naartoe. Zijn financiële positie verslechterde, dus werd het gezin alvast teruggestuurd. Toen Howe zowat bankroet was, vertrok hij ook terug naar Amerika en merkte dat men er daar met zijn uitvinding vandoor was gegaan. Met name de zakenman Isaac Merit Singer, die de naaimachine had geperfectioneerd, deed er goede zaken mee. Na diverse rechtszaken kreeg Howe recht op een deel van de royalty’s, waarmee hij in Bridgeport, Massachusetts, zijn eigen fabriek kon opzetten, die maar liefst 400 naaimachines per dag produceerde.
Bij het uitbreken van de Amerikaanse Burgeroorlog was hij de eerste vrijwilliger uit Bridgeport die zich aanmeldde, maar vanwege zijn slechte gezondheid en zijn leeftijd, 42, heeft hij geen actieve dienst gedaan. Al twee jaar na de oprichting van zijn fabriek overleed hij op 48-jarige leeftijd. Zijn zoon Simon nam de leiding van de fabriek over. Howe werd niet vergeten, hij staat te boek als de uitvinder van de naaimachine, kreeg in 2004 een plekje in de United States National Inventors Hall of Fame en de Beatles droegen in 1965 de film ‘Help’ aan hem op: “Respectfully dedicated to Elias Howe who, in 1846, invented the sewing machine.”


Reacties
Een reactie posten