In Gouda wordt vandaag de Stroopwafeldag gevierd met allerlei activiteiten. Wie zich afvraagt waarom dat juist in de kaasstad Gouda gebeurt, krijgt als antwoord dat de stroopwafel, die oorspronkelijk ‘siroopwafel’ heette, in Gouda is uitgevonden. Inmiddels heeft de stroopwafel het land en de wereld veroverd. Stroopwafels worden vers gebakken op markten, in winkels en in fabrieken. Een extra attractie van wafelbakkers zijn, zeker voor kinderen, de zakjes met afgesneden restjes van de gebakken wafels of gebroken mislukte wafels. Deze zakjes ‘koekkruimels’ zijn voor een klein bedragje in winkels of bij de marktkramen te koop.
Hoe en wanneer de stroopwafel is ontstaan is onduidelijk. De bronnen verschillen daarover. Er wordt wel beweerd dat de Vikingen de eersten waren; in graven van Viking vrouwen zouden al wafelijzers zijn gevonden vanaf de 7e eeuw. Algemeen wordt aangenomen dat een Kamphuijsen of Kamphuisen de eerste was. Maar of dat Gerard Kamphuijsen was of Pieter Willem Kamphuisen is onduidelijk. Gerard Kampuijsen wordt in ‘Duizend jaar Gouda’ als uitvinder genoemd, de fabriek Kamphuisen noemt zelf Pieter Willem. Eén van hen zou in 1810 de eerste bakker zijn geweest die in een ijzer wafels bijna gaar bakte, zodat ze horizontaal doorgesneden konden worden en besmeerd met stroop, waarna de twee helften weer op elkaar werden gelegd.
Er wordt wel gezegd dat de eerste stroopwafels werden gemaakt van deegresten, koeksnippers en stroop, die ‘armenkoeken werden genoemd, maar ook dat wordt betwist. Dat die oorsprong zo onduidelijk is, heeft drie redenen: de gilden waren opgeheven, dus was er geen productregistratie meer. Bakkers waren onafhankelijke ondernemers, waardoor er geen onenigheid ontstond over receptuur en fabricage, zodat er ook geen conflicten hierover hoefden worden te beslecht. Tenslotte was er door het ontbreken van een lokale krant geen mogelijkheid tot adverteren. Hierdoor zijn er weinig papieren bronnen overgeleverd over de fabricage van stroopwafels.
De laatste jaren heeft de stroopwafel een revolutie doorgemaakt. Hadden de wafels van oudsher een doorsnee van ongeveer 10 centimeter, tegenwoordig zijn ze te vinden vanaf 5 centimeter, de ‘mini-stroopwafel’, to 25 centimeter in gespecialiseerde winkels, waar een enkele wafel in prijs kan oplopen van € 2 of € 3, tot € 13. Daarvoor zijn uiteenlopende toppings bij te bestellen, van chocolade dips, chocoladesnippers, nootjes, tot marshmallows en alles wat ertussen zit. Vooral populair bij toeristen, die de ‘stroepwaffel’ hebben leren kennen via TikTok en Trip Advisor. Dagelijks staan er bij diverse winkels lange rijen, tot verdriet van andere ondernemers, wiens zaken minder goed bereikbaar worden.
Er zijn diverse variaties op de stroopwafel, zoals de ‘punselie’, een stroopkoekje, genoemd naar genoemd naar de Goudse bakker Bertus Punselie die op verzoek van de pastoor een goedkopere variant van de stroopwafel maakte. Een andere goedkopere variant, want gebakken in de oven in plaats van een ijzer, was de adékowafel, naar de initialen van de Goudse banketbakker Abraham de Korte. Tijdens de oorlog werd zijn bakkerij gebruikt als wapenopslagplaats van het verzet. Na verraad werd De Korte opgepakt en op 3 april 1945 gefusilleerd. In Vlaardingen worden nog steeds de door kruidenier Daatje de Koe (1838–1915) bedachte ‘IJzerkoekjes op een geruite bakplaat gebakken; ovale koekjes met een kaneelsmaak, maar zonder stroop. Drenthe, Groningen, Twente, de Achterhoek en Salland worden rond de jaarwisseling in wafelijzers ‘kniepertjes’ gebakken, die als ze nog warm zijn kunnen worden opgerold en daarna met slagroom gevuld.

Wekelijks deelt Louis de chef kok van Belle de Fleurdelis in de uitzending van ‘Breien met Louis en Sophie’ een spreuk met de kijkers. Deze spreuk is alom bekend. Maar waar komt die uitspraak eigenlijk vandaan? Louis is op onderzoek uit gegaan en is de bibliotheek gaan raadplegen en heeft alle encyclopédies doorgespit; de Grote Larousse, de Winkler Prince, de Encyclopedia Brittanica en zo kwam hij erachter dat er geen eenduidig antwoord op is te geven. In de loop der jaren hebben vele mensen zich afgevraagd wie deze regels heeft gedicht. De meest genoemde namen zijn: Petrus Augustus de Genestet, Jac. Revius, Nicolaas Beets, Guido Gezelle of Christiaan Huygens. De gedachte achter het versje is al vaak verwoord, bijvoorbeeld door Montaigne (1533-1592): “Qui craint de souffrir, il souffre déjà de ce qu’il craint” (‘Wie het lijden vreest, lijdt al door wat hij vreest’). Nico Scheepmaker vond de overeenkomst met een Engels versje van (mogelijk) Thomas Chatterton die leefde van ...

Reacties
Een reactie posten