
Van oudsher werd er in september op zangvogels gejaagd. In deze maand begint de vogeltrek, dus zijn er vaak grote groepen trekvogels bij elkaar, voordat zij vertrekken naar het warme zuiden om te overwinteren. Dat maakte het makkelijk en aantrekkelijk. In ons land werd tot het wettelijk verbod in 1912 veelal gejaagd met netten. Daarbij werd er een lokvogel in een kooitje ingezet om zoveel mogelijk vinken te lokken en op het juiste moment werd dan het net dichtgetrokken.
Hoe het precies in zijn werk ging is onduidelijk; de ene bron meldt dat het net met een touw, het ‘vinkentouw’, werd dichtgetrokken, een andere bron meldt dat de lokvogel aan een touwtje zat, wat ook het ‘vinkentouw’ werd genoemd. Buiten kijf staat dat van deze praktijken de uitdrukking ‘op het vinkentouw zitten’ afkomstig is. Het gevoel van spanning dat je hebt wanneer er iets op het punt staat te gebeuren en je je kans afwacht om iets te zeggen of een daad te verrichten. Zo zijn er meer uitdrukkingen die uit de vinkenjacht komen. ‘De kop indrukken’ is er zo een, naar de manier waarop de vogeltjes gedood werden voor ze aan een stok werden geregen om genuttigd te worden. ‘Een goede slag slaan’ werd gebruikt wanneer er veel vogeltjes in één keer waren gevangen.
De lokvinken hadden een kapje of een blinddoek op of waren de oogjes uitgestoken of uitgebrand, omdat zij daardoor meer en beter zouden gaan zingen, ‘blinde vinken’, soms waren vinken zo geïntimideerd door het zingen van de andere vinken dat zij hun snavel hielden en niet meer zongen: luistervinken. Het uitsteken of -branden van vinkenoogjes was een praktijk die tot in de 20e eeuw plaatsvond, maar waartegen al in de 16e eeuw stemmen opgingen om dit barbaarse gebruik te beëindigen. ‘Krijg de vinkentering’ valt hier enigszins buiten, waarschijnlijk is het een verbastering van ‘krijg de vliegende tering’, omdat vinken ook vliegen en het allitereert met de ‘v’ van vink en vliegende.
Bij de vinkenjacht ging het niet om een paar vogeltjes. Volgens statistieken die zijn bijgehouden in Noord- en Zuid-Holland onder meer bij Wassenaar, Bloemendaal en Den Haag – duiden erop dat tussen 1739 en 1911 ruim anderhalf miljoen vinken zijn gevangen. De registraties zijn echter lang niet compleet, dus het moeten er veel meer zijn geweest. De gevangen vogels werden deels voor het plezier gehouden, om hun gezang, of werden in groten getale genuttigd door de meer welgestelden. Wie toch iets dergelijks wilde eten nam genoegen met de blinde vink: gekruid varkensgehakt omwikkeld met een lapje vlees, dat eenmaal bereid leek op een gebraden vink.
Dat de jacht in Nederland is verboden, betekent niet dat er niet meer op vinken of andere zangvogels, zoals merels, wordt gejaagd. In Frankrijk en Italië wordt het nog gedaan, voornamelijk met lijmstokken. Vinken heten bij ons ook wel ‘sijsjes’, vandaar de uitdrukking ‘sijsjeslijmer’. Ondanks vele protesten, omdat ook beschermde vogels zoals de ortolaan gevangen worden, gaat deze praktijk semilegaal verder. Een ortolaan kan tot wel € 300,- opbrengen. Illegaal, maar financieel interessant. Dat de EU dure vogelbeschermingsprogramma’s onderhoudt, wordt ondergraven door 800.000 geregistreerde vogeljagers, op soorten met uitsterven worden bedreigd en bescherming nodig hebben.

Reacties
Een reactie posten