Uiteraard deze keer geen echte foto, de fotografie was tenslotte in 1664 nog niet uitgevonden. Het aantal beelden is ook beperkt, er zijn wat oude kaarten en er is één bekend portret van de toenmalige gouverneur van de stad, Peter Stuyvesant. Die heette eigenlijk Pieter, maar zijn naam werd verengelst, net als de kolonie waar hij de baas over was, en is hij bekend als Peter. Hij stond ook bekend als ‘Zilveren Been’ en ‘Peg Leg Pete’, vanwege zijn houten been dat met spijkers en metalen versierselen bedekt was.
Dat houten been liep hij op als directeur voor de West-Indische Compagnie van de ABC-eilanden, Aruba, Bonaire en Curaçao, een kolonie van de Zeven Verenigde Nederlanden. In april 1644 leidde hij een aanval op een fort op Sint Maarten, waarbij op een heuvel een batterij kanonnen werd ingericht. Peter besloot eigenhandig een vlag te planten op de batterij, waarop een kanonskogel zijn rechterbeen afschoot. Omdat zijn been in het tropische klimaat niet wilde genezen. Keerde hij terug naar de Republiek en logeerde bij zijn zuster in Alphen aan de Rijn. Vervolgens maakte hij voor de tweede keer promotie. De eerste keer werd hij, op verzoek van zijn vader, commissaris van de Braziliaanse eilanden groep Fernando de Noronha, waar de Nederlanders een ecologische ramp veroorzaakten. Van hun schepen hadden ratten de eilanden bereikt, die een slachting aanrichtten onder de inheemse loopvogels. Daarop werden er katten uitgezet, die zich zo mogelijk nog sneller voortplantten dan de ratten.
Stuyvesant werd benoemd als opvolger van Willem Kieft (niet de voetballer), die ontslagen werd vanwege zijn autoritaire bewind en conflicten met de oorspronkelijke bewoners in de Oorlog van Kieft (1643-1645) en Engelse en Zweedse kolonisten. De Raad van State riep hem terug, maar hij verdronk bij een scheepsramp voor de kust van Wales. Hoewel Stuyvesant een minder autoritair bewind voerde dan Kieft, was hij geen lieverdje. Met name andersgelovigen, zoals Quakers en Joden moesten het bij hem ontgelden. In de Nederlanden was het Joden toegestaan om hun eigen synagogen te bouwen, maar niet in Nieuw-Amsterdam. De Britse Quakers hadden een begenadigd prediker, Robert Hodgon, wiens bijeenkomsten steeds beter bezocht werden. Daarop werden die verboden en liet Stuyvesant Hodgon in het openbaar geselen. Uiteindelijk gebood het WIC-bestuur te stoppen met de geloofsvervolging en alle varianten te respecteren. Anders zou de handel eronder te lijden hebben.
De Nederlanden waren op zee oppermachtig in de 17e eeuw, ten koste van de Engelsen. Dat leidde tot een viertal oorlogen. In de aanloop naar de Tweede Engelse Oorlog werd in 1664 Nieuw-Amsterdam op 24 september door een Engelse vloot tot capitulatie gedwongen. De bevolking vreesde beschietingen door de oorlogsschepen. Op 19 februari 1674 bij ondertekening van het Verdrag van Westminster werd Nieuw-Amsterdam officieel het bezit van de Engelsen. Nieuw-Amsterdam werd nu New-York, genoemd naar de broer van de Engelse koning, Karel II, Hertog van York.
Op 31 juli 1667 werd in de Grote Zaal van het Kasteel in Breda de Vrede van Breda ondertekend, na de tocht naar Chatham (1667), onder leiding van admiraal Michiel de Ruyter. Waarbij de Nederlanders drie grote en tien kleine schepen tot zinken wisten te brengen en de HMS Royal Charles, het vlaggenschip van de Engelse vloot, als oorlogsbuit werd meegesleept naar Nederland. Hierbij werd ook bepaald dat de Republiek het door hen veroverde Suriname mocht houden.
Stuyvesant vertrok in 1665 naar de Republiek, maar keerde in 1668 terug naar zijn boerderij in de Bouwerij, nu de Bowery. In 1672 overleed hij in New York en ligt daar ook begraven.
Wekelijks deelt Louis de chef kok van Belle de Fleurdelis in de uitzending van ‘Breien met Louis en Sophie’ een spreuk met de kijkers. Deze spreuk is alom bekend. Maar waar komt die uitspraak eigenlijk vandaan? Louis is op onderzoek uit gegaan en is de bibliotheek gaan raadplegen en heeft alle encyclopédies doorgespit; de Grote Larousse, de Winkler Prince, de Encyclopedia Brittanica en zo kwam hij erachter dat er geen eenduidig antwoord op is te geven. In de loop der jaren hebben vele mensen zich afgevraagd wie deze regels heeft gedicht. De meest genoemde namen zijn: Petrus Augustus de Genestet, Jac. Revius, Nicolaas Beets, Guido Gezelle of Christiaan Huygens. De gedachte achter het versje is al vaak verwoord, bijvoorbeeld door Montaigne (1533-1592): “Qui craint de souffrir, il souffre déjà de ce qu’il craint” (‘Wie het lijden vreest, lijdt al door wat hij vreest’). Nico Scheepmaker vond de overeenkomst met een Engels versje van (mogelijk) Thomas Chatterton die leefde van ...


Reacties
Een reactie posten