Sophie, de 1e huishoudster van mevrouw Belle de Fleurdelis, sleepte zich zuchtend en puffend door de gangen en kamers van de villa van Weleer. Buiten scheen de zon ongenadig hard op het dak en de muren. Maar hoe warm of koud het ook was, de vloeren, van origineel tropisch hardhout en goed in de was gezet, moesten toch elke maand gedweild worden. En vandaag was het zover. Dus duwde Sophie de mop voor zich uit, grote zwaaien makend om maar zo snel mogelijk klaar te zijn. Zo nu en dan ‘vergat’ ze een stukje of liet een stukje voor wat het was, achter een deur bijvoorbeeld. Dat kwam volgende maand dan wel weer, als het dan tenminste niet zo ongelooflijk warm was.
In de salon hoorde Sophie een klok slaan. Vier uur, hoogste tijd voor een pauze. En om iets te drinken. Voor thee of koffie, wat gewoonlijk rond deze tijd geserveerd werd, was het ook al te warm. Sophie liep de mop in de emmer staan, om daar later mee verder te gaan, en liep door de lange centrale gang naar de achterkant van de villa. Daar was de keuken, waar de Franse chef van mevrouw, Louis, de scepter zwaaide. Hij had altijd wel wat onder de kurk, bij wijze van spreken dan. Alleen op feestdagen of bij speciale gelegenheden werd er een fles ontkurkt in de villa van Weleer. Wat het personeel betrof, tenminste. Mevrouw mocht graag een glaasje drinken; sherry in de middag of een cognacje na de maaltijd.
Dat was anders geweest toen ze nog getrouwd was geweest met een voormalige Russische geheim agent van de tsaristische geheime dienst. Die lustte er wel pap van! Toen werden de flessen wodka per krat aangevoerd. Maar sinds zijn overlijden na een vreselijk auto-ongeluk was daar een einde aan gekomen en nam de alcoholinname van mevrouw weer normale proporties aan. Maar een drankje in de keuken was er altijd wel, met iets lekkers er bij; vers gebakken of overgebleven van gisteren. En dat smaakte nog steeds prima. Sommige snacks gingen er zelfs op vooruit als zij een nachtje in de kelder hadden doorgebracht, dan waren alle smaken tot volle wasdom gekomen.
Maar toen Sophie in de keuken kwam, was er niemand. Wel stonden de achterdeur en een aantal ramen open. Daardoor trok er ondanks de hitte een verkoelende luchtstroom door de keuken. Maar het verklaarde nog niet waar de chef-kok was gebleven. Sophie stapte de achterdeur uit en voelde meteen de hitte toeslaan. En daar zag zij Louis, in hemdsmouwen met een tuinslang planten begieten. Ze liep op hem af en zag dat hij enorme groen-wit gestreepte knollen aan het begieten was. ‘Wat hebbie nou weer voor dingen in de tuin staan, Louis? Wat een rare lelijke knollen. Je kunt er bijna op zitten, zo groot als ze zijn!’ Louis keek haar enigszins beledigd aan. ‘Nog nooit een watermeloen gezien? Heerlijk zoet en sappig, als ze genoeg water krijgen tenminste. Dus moet ik ze bijvoeren. Ik ga er een salade van maken, maar je kunt er ook sap van maken: heerlijk! Alleen die pitjes, daar moesten ze eens iets op vinden!’
Dat van die pitjes is inmiddels gelukt, de huidige watermeloen bevat nauwelijks nog pitten. Snij een stuk van ongeveer een kwart meloen van de schil los en snijd dit in kleine stukjes. Snij een flinke handvol basilicum in dunne reepjes. Snijd een grote rode ui, of twee kleintjes, in fijne snippers. Of maak er zoetzure ui van door het in een flinke scheut azijn, een eetlepel suiker, aanvullen met heet water, een paar uur in een kom te laten staan. Dan de ui eruit scheppen en in de sla verwerken. En er kunnen natuurlijk ook andere groenten en vruchten in. Druiven, bijvoorbeeld, of gekookte sperzieboontjes, of wat je lekker vindt! Verkruimel er tenslotte een stuk goede feta overheen en serveer koel. Dat wordt smullen!\
Reacties
Een reactie posten