Menig automobilist ergert zich dagelijks aan maatregelen die genomen worden om het autogebruik tegen te gaan. Zo zijn er een aantal steden waar een verkeerscirculatieplan is ingevoerd. Groningen was daar een van de eersten mee in ons land, Hilversum volgde, net als bijvoorbeeld Houten. Ook Gouda en Rotterdam ontwikkelen een plan, om ruimte voor voetgangers en fietsers en betere bereikbaarheid, leefbaarheid, duurzaamheid en doorstroming van het verkeer te realiseren. Onze binnensteden zijn meestal gebouwd in een tijd dat het vervoer vooral met paard en wagen en handkarren gebeurde. Door het toegenomen autoverkeer slibben de binnensteden dicht en staat het verkeer lange tijd vast.
Al in de jaren ’60 werden er een aantal plannen bedacht om het verkeer te verlichten, niet alleen om meer ruimte te genereren, maar ook om het aantal verkeersongelukken en -doden te verminderen. In 1956 vielen er al 1600 doden in het verkeer, terwijl het aantal auto’s nog beperkt was. In 1972 was dat al opgelopen tot 3460. Daarom kwamen een aantal provo’s in 1965 met het ‘Wittefietsenplan’. Overal in de stad zouden witte fietsen komen te staan, die door iedereen gebruikt konden worden en weer achtergelaten. Omdat het een plan van Provo was, met als bedenker Luud Schimmelpenninck en uitvoerders als Roel van Duijn, Robert Jasper Grootveld en Thom Jaspers, werd dit door de autoriteiten als ‘provocatie’ gezien en werden de fietsen door de politie in beslag genomen, met als reden dat de fietsen door het feit dat ze niet op slot stonden ‘uitnodigden tot diefstal’, wat bij de wet verboden is.
Schimmelpenninck ging daarna verder met het ontwikkelen van plannen en bedacht de Witkar, een elektrisch aangedreven karretje voor twee personen. Aanvankelijk moesten daar speciale munten in en kon degene die de kar naar een laadstation terugbracht twee munten gratis krijgen. Later werd daar een gecodeerde magneetsleutel voor ontwikkeld. Het eerste laadstation werd op 21 maart 1974 op het Amstelveld geopend door minister Irene Vorrink en enkele maanden later kwamen daar nog drie stations bij, onder andere op de Nieuwmarkt. De snelheid werd verhoogd van 20 naar 30 kilometer en duizenden Amsterdammers werden lid van de Coöperatieve Vereniging Witkar, met de latere burgemeester Ed van Thijn als eerste voorzitter, waaronder prominenten als Mies Bouwman.
Helaas brak het karretje niet door, de doelstelling van minstens 25 laadstations en 150 witkarren werd bij lange na niet gehaald. De stichting weet dit voornamelijk aan de gemeente Amsterdam die niet met de benodigde vergunningen voor de laadstations afkwam. In 1984 werden de karren van de straat gehaald. Een Brits-Zweeds investeringsbedrijf probeerde in 1985 het project tevergeefs nieuwe adem in te blazen. Uiteindelijk werd in 1988 het project definitief afgeblazen, nadat er 38 witkarren waren gebouwd.
Intussen is het besef dat een auto voor iedereen een te grote belasting voor het milieu en de leefomgeving is, verder ingedaald. Er worden volop plannen bedacht en proefballonnetjes opgelaten om te proberen de auto zoveel mogelijk uit de binnensteden te weren, met P+R-terreinen, een maximumsnelheid van 30 kilometer op de meeste wegen en het afsluiten van straten voor autoverkeer. Maar de wens om voor de deur van een winkel of het eigen huis uit de auto te kunnen stappen is bij velen hardnekkig en blijft gratis openbaar vervoer een wensdroom voor de toekomst.
Reacties
Een reactie posten