Een wat vreemd woord deze keer. Een definitie van ‘zeloot’ is: ‘iemand die op onverdraagzame wijze andersdenkenden op vooral religieus gebied bestrijdt en tracht te vervolgen; fanatiekeling; dweper.’ Het woord stamt uit het Grieks; ‘zēlōtḗs’ betekende ‘fanatieke volger’ en is afgeleid van ‘zẽlos’ dat ‘geestdrift’ of ‘ijver’ betekent. In het Frans ligt dat dan weer aan de bron van ‘jaloux’, dat bij ons ‘jaloers’ werd. Zeloten waren een Joodse groepering die tegen de Romeinse overheersing van Judea streed en daarmee ook tegen Joodse adel die met hen samenwerkten. Onder de apostelen van Jezus zou er tenminste een zijn geweest: Simon de Zeloot.
Wat de Romeinen onderscheidde van vele andere overheersers, is dat zij de plaatselijke gebruiken en ook de lokale goden in stand lieten. Daarmee wonnen zij veel goodwill bij de overwonnen volkeren, die, zoals bij ons de Bataven, vaak in het Romeinse leger werden opgenomen en daarmee een kleine kans maakten om het tot volwaardig Romeins burger te schoppen. Deze politiek werd ook in Judea gevolgd. Dat de Joden slechts één god aanbeden was daarbij geen probleem. Wat wel een probleem werd, was de grote brand van Rome in het jaar 64, waarvan gezegd wordt dat de toenmalige keizer Nero er zingend en lier spelend naar heeft staan kijken. Die brand duurde vier dagen en legde drie wijken in de as en beschadigde zeven wijken zwaar. Slechts vier van de veertien Romeinse wijken werden gespaard.
Nero haastte zich terug naar de stad en stelde zijn paleizen open voor de getroffenen. Om Rome weer op te bouwen moesten alle provincies extra belasting betalen in het jaar 66. In Judea besloot de gouverneur dat dat zeventien zilveren talenten uit de tempelschat moesten worden. Een talent was 24 kilo zilver. Dat leidde tot ongeregeldheden met de Joden in Jeruzalem. Elders in Judea liepen ook conflicten uit de hand, zoals in Caesarea-Maritima, waar de Romeinen in een conflict tussen Joden en Grieken de kant van de Grieken kozen en de complete Joodse minderheid werd uitgemoord. Een vruchtbare bodem voor diverse groepen opstandige Joden, die vaak ten onrechte ook Zeloten werden genoemd, om ten strijde te trekken. Het zou vier jaar duren voordat de Joodse opstand was neergeslagen.
Dat dit vier jaar duurde was ook te wijten aan de burgeroorlog die in Rome woedde nadat Nero in 68 zelfmoord pleegde en er vier gegadigden waren om keizer te worden. Uiteindelijk won de generaal Vespasianus het conflict en stuurde deze een leger onder aanvoering van zijn zoon Titus om de orde te herstellen. Die moest voor een snelle verovering zorgen om de nieuwe keizer een goede naam te bezorgen. Judea werd onder de voet gelopen en Jeruzalem ingenomen na een korte belegering. De keuze voor inname in plaats van een beleg kostte veel legionairs het leven en de overwinnaars trokken moordend en plunderend door de straten. De tempel werd verwoest en het laatste verzet bij Massada gebroken. Vespasianus had zijn overwinning en werd met een triomftocht onder meevoeren van de tempelschatten geëerd.
Van de Zeloten werd weinig meer vernomen en de Joden kregen een speciale belasting opgelegd, de fiscus ludaicus, die gebruikt werd om de tempel van Jupiter Capitolinus in Rome te herbouwen. Extra wrang omdat de Joden hun eigen tempel niet mochten herbouwen, dat door de toenemende islamisering ook na de Romeinse tijd niet meer gebeurde. Aan het begin van de 8e eeuw werd op de Tempelberg de Al-Aqsa moskee gebouwd, waarmee het tot op heden ook voor de islam een heilige plaats werd.
Reacties
Een reactie posten