OUD EN WIJS Spreuken en gezegden over de aap
Of het nog steeds zo is, weet ik niet, daarvoor heeft schrijver dezes te weinig contact met scholieren in de basis- of middelbare schoolleeftijd, maar in mijn tijd was het iets waar naar werd uitgezien: de laatste gymles voor de vakantie. Dan was het tijd voor een speciale les en haalde de gymleraar alles uit de kast om ons te kunnen laten apenkooien: het klimrek, touwen, netten, ballen en banken. Doel was om van de ene kant van de gymzaal naar de andere kant te komen zonder de vloer te raken. In het tweede deel van de les mochten bij leerlingen met ballen proberen hun klasgenoten uit de lucht te gooien. Dat wil zeggen, als zij raak gooiden, was je af en wie er overbleef, had gewonnen.
De naam ‘apenkooien’ zal hoogstwaarschijnlijk afstammen van de kooien met apen in bijvoorbeeld Artis, waar de apen zelden op de, voor hen in het oeroud gevaarlijke, grond te vinden zijn. In het gymspelletje slingeren de kinderen zich als het ware als aapjes door de ruimte. In de taal komt de aap van oudsher al vaak voor. Aapjes kwamen mee met zeelui en vermaakten jong en oud met hun capriolen. Het verhaal gaat dat café Het Aepjen aan de Zeedijk in Amsterdam de bron is van de uitdrukking ‘in de aap gelogeerd zijn’. Als herberg zouden er aapjes gezeten hebben, soms als betaling voor genoten consumpties, die menigeen met hun vlooien besmetten. Wie zich voortdurend brabde, zou in ‘De Aap’ gelogeerd hebben. Er is echter geen bron die het café als herberg beschrijft, en het café is pas in de jaren ’80 van de vorige eeuw geopend.
Van iemand die iets te verbergen had, werd vroeger gezegd dat diegene ‘de aap in de mouw’ had. Dat zou afkomstig zijn van de kabaaien, korte jasjes die in Indonesië over de sarong werden gedragen, waar de aapjes zich in de mouwen verborgen, om plotseling tevoorschijn te schieten. In bijvoorbeeld Winschoten zei men ‘hij houdt de aap in de mouw’, wanneer iemand met moeite zijn boosheid kon bedwingen. Wanneer van iemand de ware bedoelingen duidelijk werden, zei men wel ‘Daar is de aap uit de mouw’, een uitdrukking die we nog steeds gebruiken.
Een uitdrukking die de tand des tijds niet heeft doorstaan is ‘ze zien op geen aap, die uit Oost-Indien komen’, in de betekenis dat wie genoeg heeft, wel iets kan missen. Iemand met geld hoeft niet zuinig te zijn. Op die manier werd ‘aap’ synoniem met geld, en zei men wel ‘hij heeft de aap binnen’, voor wie in het bezit van geld was. Vroeger had het spaarvarken dan ook de vorm van een aap in verschillende grappige houdingen en vormen.
Wie iemand naar de mond praat, vleit, terwijl diegene eigenlijk een hekel aan de andere persoon heeft, daarvan zei men ‘Aap, wat heb je mooie jongen!’ De uitdrukking is afkomstig uit het middeleeuwse Nederlandse meesterwerk ‘De Reynaert’, ook bekend als ‘Van den vos Reynaerde’. Die komt terecht in het hol van een verschrikkelijke aap en om het vege lijf te redden, neemt hij geen risico en vleit het dier: ‘God, diet wel doen mach, moeie, die gheef u goeden dach, ende uwen kindern, minen maghen! Het sijn die scoonste van haren daghen, die ic ie ghesach verre ofte nabi. Deus, hoe wel behaghen si mi! Hoe lieflic sijn si ende hoe scone!’
Zonder u voor de aap te houden, kom ik hier vast nog wel eens op terug, voor u op apegapen ligt! Tot snel!
Reacties
Een reactie posten